Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0240/JA, 9 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/240/JA

betreft: [klager] datum: 9 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1988], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 december 2004 van de beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 februari 2005, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, is gehoord [...], orthopedagoog bij meergenoemde j.j.i..
Klager is niet ter zitting verschenen. Hij heeft via de groepsleiding van zijn afdeling te kennen gegeven dat hij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid het beroep mondeling toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het te laat wekken op zondag 7 november 2004, met het gevolg dat klager op die dag niet meer heeft kunnen eten vóór het begin van het vasten in het kader van de Ramadan.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in het beroepschrift gesteld dat de beklagprocedure op voor hem onduidelijke wijze is verlopen en dat hij de “klachtenbrief” pas op 26 januari 2005 heeft ontvangen.
Hij heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt inhoudelijk niet nader toegelicht toegelicht. In het klaagschrift is - zakelijk weergegeven - het volgende vermeld. De jongens die deelnamen aan de Ramadan,waaronder klager, behoorden op zondag 7 november 2004 om 05.00 uur te worden gewekt. In plaats daarvan zijn zij om 05.50 uur gewekt. Het was daarom onmogelijk te eten vóór het begin, om 05.46 uur, van het vasten. Klager en drieandere jongens van zijn groep hebben hierdoor één dag van het vasten gemist.
Klager vindt dat het personeel door hem niet tijdig te wekken heeft gespot met met de wijze waarop hij zijn geloof wil belijden.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting is niet verplicht de jongens die moslim zijn in de gelegenheid te stellen aan de Ramadan deel te nemen, maar doet dit wel. Hieruit blijkt dat de inrichting de overtuiging van de jongens serieus neemt.
Tijdens de Ramadan zijn de jongens op werkdagen om 05.15 uur gewekt door de groepsopvoeders en voorzien van het dan toegestane voedsel. In de weekeinden zijn de groepsopvoeders op het betreffende tijdstip nog niet aanwezig en zijnde jongens gewekt door de nachtwacht. Het wekken van de deelnemers aan de Ramadan geschiedt individueel. Deze jongens krijgen een maaltijd aangereikt en kunnen tot het begin van het dagprogramma om 0.8.00 uur weer gaan slapen. Omdater per groep vier à vijf jongens aan de Ramadan deelnamen, nam het wekken van alle jongens van alle groepen door de nachtwacht geruime tijd in beslag. Die zondagochtend heeft de teamleider [...] om 05.15 uur nog contact gehad met denachtwacht. De nachtwacht heeft de wektijd aan de jongens verteld. Er zit een discrepantie tussen de wektijd die de nachtwacht tegenover de groepsleiding heeft aangegeven en de tijd die door klager en de jongens van zijn groep isgenoemd. Volgens het verslag van de nachtwacht, dat thans niet meer kan worden geprodudeerd, zijn de jongens nog wel op tijd gewekt, terwijl de teamleiders verslag hebben opgemaakt van de mededeling van klager en de andere jongensvan deze groep dat zij te laat zijn gewekt. In beroep wil de directie aannemen dat klager en de jongens van zijn groep te laat zijn gewekt. Dat is niet opzettelijk maar per ongeluk gebeurd.

3. De beoordeling
Aannemelijk is dat klager niet eerder dan op 26 januari 2005 heeft kennis genomen van de uitspraak van de beklagrechter. Hiervan uitgaande is het beroepschrift van 28 januari 2005, ontvangen in een envelop met het poststempel vande datum 31 januari 2005, hoewel eerst op 3 februari 2005 op het secretariaat van de beroepscommissie binnengekomen, als tijdig ingediend aan te merken.

Artikel 46, eerste lid, Bjj bepaalt dat de jeugdige het recht heeft zijn godsdienst of levensovertuiging vrij te belijden en te beleven.
Artikel 49, derde lid, Bjj, bepaalt dat de directeur ervoor zorg draagt dat bij de verstrekking van voeding aan de jeugdige zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met diens godsdienst of levensbeschouwing.

De Ramadan viel in 2004 in het tijdvak van 15 oktober tot 14 november. Tijdens de Ramadan gebruiken belijdende moslims het ontbijt vóór zonsopgang. Zij vasten vervolgens tot na zonsondergang.
Aannemelijk is dat klager een belijdend moslim is. Naar de overtuiging van de beroepscommissie heeft de directie van Den Engh klagers geloofsovertuiging serieus genomen. De inrichting heeft er naar gestreefd de aan de Ramadandeelnemende jongens, waaronder klager, zodanig tijdig te doen wekken dat zij konden voldoen aan hun leefregel vóór zonsopgang te eten. Het laten wekken van de jongens en het uitreiken van het ontbijt aan de jongens beschouwt deberoepscommissie niet als een puur feitelijke handeling maar als de uitoefening van de taak die berust op de hiervoor omschreven wettelijke zorgplicht van de directeur. Het vermeende te laat wekken is dan ook beklagwaardig en deberoepscommissie zal daarom het beklag alsnog inhoudelijk behandelen.

Het begin van het dagprogramma behoort, ook waar dit voor sommige jongens afwijkt van het reguliere dagprogramma, voldoende zorgvuldig te worden georganiseerd.
De beroepscommissie houdt het er voor - nu de directeur geen precieze wektijd heeft kunnen mededelen - dat klager op zondag 7 november 2004 op een zodanig tijdstip is gewekt dat hij niet in staat is gesteld vóór het in dezengeldende tijdstip van zonsopgang te eten. De omstandigheid dat de nachtwacht op die zondag alle deelnemers aan de Ramadan moest wekken en hen een maaltijd moest verstrekken was te voorzien. Dit gegeven brengt logischerwijze mee datmet het wekken van de eerste groep tijdig en dus eerder wordt begonnen dan op werkdagen tijdens de Ramadan gebruikelijk was, om de laatste groep voldoende gelegenheid te laten om te eten.

De beroepscommissie is gelet op het vorenstaande van oordeel dat het wekken en daaraan aansluitend verstrekken van voeding aan klager op die zondag niet met voldoende zorg is geschied. Dit brengt mee dat het beklag alsnog gegrondzal worden verklaard.
Er zijn geen redenen aanwezig om klager in verband met deze gegrondverklaring een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager ontvankelijk in het beklag en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, prof. dr. R.A.R. Bullens en prof. dr. J. Junger-Tas, leden, bijgestaan door mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 9 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven