Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0303/GV, 8 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/303/GV

betreft: [klager] datum: 8 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 februari 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Er is geen risico van slachtofferconfrontatie. Het slachtoffer woont inDen Haag en klager in Helmond op een afstand van zeker 150 kilometer. Klager is een ontkennende verdachte en blijft dat en het laatste dat in zijn gedachten zou opkomen is de confrontatie op te zoeken. Het enige dat klager wil doentijdens het verlof is thuis zijn bij zijn vrouw en dochtertje van twee jaar en zo rustig weer in zijn gezinnetje te kunnen reïntegreren om de draad na zijn detentie weer op te kunnen pakken. De vrees voor slachtofferconfrontatiedient zwaar gerelativeerd te worden. Niet duidelijk is aan welke problematiek klager dient te werken. Klager heeft zich niet misdragen tijdens detentie en hoopt de kans te krijgen om zichzelf te bewijzen tijdens een verlof.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gelet op de ernst van het delict, brute verkrachting en poging doodslag van een collega van zijn partner, en het negatieve advies van het openbaar ministerie wordt het in deze fase van klagers detentie nog niet verantwoord geacht omalgemeen verlof toe te staan. Een confrontatie met het slachtoffer dient hoe dan ook voorkomen te worden en niets garandeert dat klager op dit moment in staat is om een dergelijke confrontatie te voorkomen. Uit de rapportage blijktook niet of klager stappen heeft ondernomen om iets aan zijn problematiek te (gaan) doen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zoetermeer heeft in verband met klagers goede gedrag in de inrichting positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag heeft aangegeven negatief te adviseren in verband met het risico van slachtofferconfrontatie.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens verkrachting en poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 december 2005. Aansluitend dient hij eventueel vijftiendagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klagers verlofaanvraag is afgewezen in verband met het gevaar voor confrontatie met het slachtoffer. Klager heeft gesteld dit niet te zullen zoeken en dat er, gelet op de afstand van de woonplaats van het slachtoffer Den Haag enzijn verlofadres te Helmond, ook geen risico aanwezig is dat deze confrontatie ongewild zal plaatsvinden. Door de selectiefunctionaris is hier ten onrechte niet nader op ingegaan. De selectiefunctionaris had ook als bijzonderevoorwaarde aan de verlofverlening kunnen verbinden dat klager zich niet in de woonplaats van het slachtoffer mag bevinden in plaats van het verzoek af te wijzen. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van deselectiefunctionaris onvoldoende is gemotiveerd. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binneneen termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven