Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2725/GA, 11 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2725/GA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van locatie De Schans te Amsterdam,

gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 februari 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer, is gehoord [...], locatie-directeur van voormelde locatie De Schans.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel met ingang van 9 augustus 2004;
b. terugplaatsing naar de vorige fase met ingang van 13 augustus 2004.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De locatie-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur kan de redenering van de beklagcommissie niet volgen. Ten eerste is er het feit van het waterige u.c.-monster op 4 augustus 2004. Klager had daar een verklaring voor, hij zou vanwege de warmte veel water hebbengedronken, maar die is niet geloofwaardig. Als een gedetineerde voorafgaande aan een urinecontrole veel heeft gedronken, moet hij dat van tevoren aangeven. Dat heeft klager niet gedaan. Ten tweede beschuldigt klager het personeelvan rancuneuze handelingen in verband met zijn relatie met een ex-werkneemster. Hier is geen sprake van. Voor de urinecontrole staat een vaste procedure. Klager heeft kans gezien om de buisjes om te wisselen. Hij hoopte op eenschoon buisje, maar had pech. Het buisje was van iemand die methadon had gebruikt. In de inrichting lopen de gedetineerden in hun eigen kleding naar de ruimte waar de urinecontrole wordt gehouden. De procedure wordt al een aantaljaren in de inrichting toegepast en dat heeft nog niet eerder tot problemen geleid. Ook is niet eerder gebleken dat de procedure onjuist zou zijn. De directeur vindt het mensonterend om gedetineerden in hun onderbroek van hun celnaar de ruimte voor de urinecontrole te laten lopen, zodat goed visueel toezicht mogelijk is. Naar aanleiding van het onderhavige incident zijn echter maatregelen genomen.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het eerste urine-onderzoek houdt het dagoverzicht van 4 augustus 2004 als opmerking van het laboratorium ten aanzien van het urinemonster van klager in: “met dit monster is geknoeid; kreat. 0,1 mmol per L en vreemdegeur.” De beroepscommissie acht onvoldoende grond aanwezig om aan deze deskundige bevindingen te twijfelen. Bij de tweede urinecontrole is cocaïne aangetroffen en bij het tegenonderzoek methadon.

In de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen staan regels opgenomen omtrent de wijze van uitvoering van het urineonderzoek, inclusief een tegenonderzoek. Voorzover in de inrichting de in voornoemde Regeling urinecontroleomschreven procedure niet is gevolgd, is de beroepscommissie van oordeel dat dit niet zodanig essentiële onderdelen betreft dat daardoor de procedure als onzorgvuldig moet worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande zijn de (mede) opbasis van de uitslag van de urinecontrole genomen beslissingen als genoemd in punt 1. onder a en b niet in strijd met de wet en kunnen deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijkworden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 11 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven