Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2936/JA, 9 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2936/JA

betreft: [klager] datum: 9 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de Rijksinrichting voor jongens ’t Nieuwe Lloyd te Amsterdam,

gericht tegen een uitspraak van 6 december 2004 van de beklagrechter bij de voormelde justitiële jeugdinrichting (j.j.i.), gegeven op een klacht van

[...], geboren op 14 december 1988, verder te noemen klager,

evenals van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 februari 2005, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, is klager gehoord.
De directeur van de j.j.i. ’t Nieuwe Lloyd heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting aanwezig of vertegenwoordigd te zullen zijn en heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft - voor zover in beroep van belang - het gegeven dat klager op 1 september 2004 geen bezoek van zijn moeder heeft kunnen ontvangen.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep geldt de overweging van de beklagrechter dat hij de informatieverstrekking over het maken van bezoekafspraken aan zowel ouders/verzorgers als jeugdigen onvoldoende acht. Op deze grond is het beklag gegrond verklaard.
De directie is van oordeel dat hierover voldoende informatie wordt verstrekt, zowel aan de ouders/verzorgers als aan de jeugdigen. De ouders/verzorgers van jeugdigen die in ’t Nieuwe Lloyd worden opgenomen krijgen per post een inhet Nederlands gestelde standaardbrief toegezonden, waarin onder andere informatie over het maken van een bezoekafspraak wordt gegeven. Deze brief wordt op de eerste of tweede dag na de opname van de jeugdige verzonden. In hetintakegesprek met de jeugdige wordt verteld hoe het maken van bezoekafspraken in zijn werk gaat. Verder zijn de huisregels, waarin het maken van bezoekafspraken uitgebreid is beschreven, in iedere kamer aanwezig. De huisregels zijnaan de beroepscommissie overgelegd.
Verder betreft het klaagschrift uitsluitend het bezoekuur van 1 september 2004. Anders dan de beklagrechter heeft aangenomen betreft het geen bezoekuur aan het begin van klagers verblijf in de inrichting. Klager is op 10 juni 2004in ’t Nieuwe Lloyd opgenomen. Klagers moeder is sinds 17 juni 2004 vaak bij hem op bezoek geweest. Het is dan ook niet juist dat klager in het begin van zijn verblijf in de inrichting het bezoek van zijn moeder heeft moeten missen.Klager heeft op 1 september 2004 geen bezoek kunnen ontvangen omdat de bezoekzaal voor die datum vol was gepland. Dit is op 31 augustus 2004, de datum waarop klagers moeder belde om een afspraak voor het bezoek op 1 september 2004te maken, aan klagers moeder verteld. Het bezoek kan weliswaar worden aangevraagd tot uiterlijk één dag voor de gewenste bezoekdatum, maar de aanvraag kan niet altijd worden gehonoreerd in verband met de capaciteit van debezoekzaal. Hij hoe eerder men belt, des te groter de mogelijkheid is dat er nog plaats is in de bezoekzaal.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd en als volgt toegelicht.
U laat mij het boekje met de huisregels zien. Dit boekje lag niet in mijn kamer. Ik heb het nog nooit gezien. Mijn moeder en ik zijn er lange tijd vanuit gegaan dat het bezoek op de dag voor de gewenste bezoekdatum moest wordenaangevraagd. Pas na het indienen van het beklag is mij duidelijk gemaakt dat bezoekers ook eerder bezoek kunnen aanvragen. Als mijn moeder dit tijdig had geweten had ik misschien vaker bezoek van haar kunnen krijgen.
Desgevraagd heeft klager nog verklaard dat zijn moeder maar een paar woordjes Nederlands spreekt.

3. De beoordeling
Artikel 43, eerste lid, Bjj bepaalt dat de jeugdige het recht heeft gedurende ten minste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen.

Het beklag betreft, gelet op de omschrijving in het klaagschrift, uitsluitend het niet kunnen krijgen van bezoek op 1 september 2004. De beoordeling door de beroepscommissie zal zich niet verder uitstrekken dan tot deaanvraagproblematiek met betrekking tot deze datum.

Het voormelde recht van de jeugdige op bezoek kan, gelet op het bepaalde in artikel 80, eerste lid, Bjj mede worden uitgeoefend door (onder meer) de ouders van de jeugdige.
Krachtens artikel 80, 2e lid, Bjj draagt de directeur zorg dat de ouders bij de binnenkomst van de jeugdige schriftelijk en voor zover mogelijk in een voor hem (lees: hen) begrijpelijke taal opmerkzaam worden gemaakt op hetbezoekrecht.
Deze zorgplicht houdt naar het oordeel van de beroepscommissie ook in dat vanwege de inrichting goede en begrijpelijke voorlichting wordt gegeven over het maken van bezoekafspraken.

De beroepscommissie heeft kennis genomen van de voorlichtingsbrief van de inrichting aan de ouders over het maken van bezoekafspraken. Bij navraag bij de juridisch medewerker van de inrichting is aan de beroepscommissie gebleken datdeze brief uitsluitend in het Nederlands voorhanden is. De beroepscommissie kan zich goed voorstellen, gezien de inhoud van de brief, dat klagers moeder - die naar klagers zeggen slechts een paar woorden Nederlands beheerst - debrief niet heeft begrepen.
Vanwege het mogelijk ontbreken van de huisregels in klagers kamer kan niet worden geoordeeld dat klager zijn moeder had kunnen inlichten over de bezoekaanvraagprocedure.

Het voorgaande in aanmerking genomen is de beroepscommissie met de beklagrechter van oordeel dat de voorlichting van klager en zijn moeder over het maken van bezoekafspraken onvoldoende is geweest. De beslissing van de beklagrechtertot gegrondverklaring van het beklag is daarom juist.

De beroepscommissie merkt nog op dat het ter beoordeling van de beklagrechter is of klager in verband met de gegrondverklaring van het beklag enige tegemoetkoming toekomt ten aanzien van het moeten missen van het bezoek op 1september 2004.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, prof. dr. R.A.R. Bullens en prof. dr. J. Junger-Tas, leden, bijgestaan door mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 9 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven