Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2551/GM, 7 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2551/GM

betreft: [klager] datum: 7 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Noord, locatie De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 11 oktober 2004 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 januari 2005, gehouden in de p.i. Amsterdam, is de [...], tandarts bij de locatie De Marwei, gehoord.
Klager heeft schriftelijk bericht wegens ziekte niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 15 juli 2004, betreft het niet plaatsen van een brug ter vervanging van een voortand die niet behouden kan worden.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Een voortand van klager kan niet behouden worden. Als vervanging wil klager een brug, te meer nu hij nog 25 maanden gedetineerd is. Hij acht een brug ook noodzakelijk en ter ondersteuning hiervan verwijst hij naar een brief van dekaakchirurg, waarin wordt geadviseerd de 22 te verwijderen en een prothetische voorziening te plaatsen.

De tandarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Uit de patiëntenkaart en correspondentie met de kaakchirurg van het Medisch Centrum Leeuwarden blijkt dat klager een avitale 22 heeft, welke voorheen al eens een apexresectie had ondergaan, (endo en apex buiten gedaan door eigentandarts) maar bij consult bij de inrichtingstandarts in de Marwei blijkt er een persisterende fistel aanwezig. De gemaakte X-opname laat fors apicaal botverlies zien als gevolg van ontstekingsresorptieprocessen. De prognose is ergslecht, maar desondanks is toch nog een keer een consult aangevraagd bij de kaakchirurg in het Medisch Centrum Leeuwarden. Op 25 juni 2004 is er (blijkens afschrift) toch nog een poging gedaan middels revisie apex, zonder succes.Ook de kaakchirurg deelde mee dat het element niet te behouden was. Klager wil dat er een brug geplaatst wordt. Aan hem is meegedeeld dat het binnen het kader van tandheelkundige behandelingen op kosten van Justitie niet mogelijk iseen machtiging te verkrijgen voor een brugconstructie en dat het tevens niet mogelijk is voor gedetineerden om buiten de officiële regeling om, een brug op eigen kosten te laten vervaardigen. De enige optie waarvoor wel eenmachtiging wordt gegeven is dan een partiële plaatprothese, waarna alsnog ooit een brug, indien klager weer vrij is, op eigen kosten kan worden vervaardigd.

3. De beoordeling
Niet in geschil is dat de voortand van klager niet behouden kon worden en dat een prothetische voorziening noodzakelijk is. Op grond van de instructie behorende bij en deel uitmakende van de overeenkomst tot het verrichten vantandheelkundige diensten tussen de Staat der Nederlanden en de tandarts kan de tandarts geen bijzondere verrichtingen (doen) uitvoeren, tenzij daarvoor machtiging is verleend door de tandheelkundig adviseur van het Ministerie vanJustitie. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de inrichtingstandarts ten aanzien van klager heeft geoordeeld dat het plaatsen van een brug, alle omstandigheden in aanmerking genomen, niet noodzakelijk was, maardat een partiele plaatprothese geïndiceerd werd geacht. Daarom heeft de inrichtingstandarts voor deze bijzondere verrichting een machtiging aangevraagd bij het Bureau Tandheelkunde van het ministerie van Justitie. Deze machtiging isklaarblijkelijk verleend. De inrichtingstandarts heeft gelet op het vorenstaande die handelingen verricht welke binnen zijn behandelmogelijkheden lagen. Het handelen van de inrichtingstandarts kan gelet op het vorenstaande niet instrijd worden geacht met de zorg welke de inrichtingstandarts ten opzichte van klager behoorde te betrachten. Van strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm is geen sprake. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en P. Hanedoes, tandarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven