Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2675/TP, 1 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2675/TP

betreft: [klager] datum: 1 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een fictieve beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft volgens klager de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst telkens fictief verlengd, met het gevolg dat klagerspassantentermijn tot aan zijn plaatsing in een tbs-inrichting ruim dertien maanden heeft geduurd.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 4 april 2003 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 19 april 2003. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in (een) penitentiaire inrichting(en) (p.i.).
De Minister heeft bij beschikking van 30 oktober 2003 besloten tot plaatsing van klager in de TBS-inrichting De Kijvelanden te Poortugaal. Deze plaatsing is gerealiseerd op 27 mei 2004.

3. De standpunten
Klager heeft bij beroepschrift van 1 november 2004 het beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Zijn tbs is ingegaan op 19 april 2003. Hij is op 27 mei 2004 geplaatst in de tbs-inrichting De Kijvelanden te Poortugaal. Zijn passantentermijn heeft derhalve ruim dertien maanden geduurd. Hij heeft nimmer mededelingen van deMinister van Justitie ontvangen over verlenging van zijn passantentermijn. In verband met het verzuim van de Minister klager in kennis te stellen van de verlengingen heeft klager niet eerder beroep ingesteld. Hij wenst alsnog beroepin te stellen tegen de verlengingsbeslissing die tot gevolg heeft gehad dat zijn passantentermijn de duur van twaalf maanden heeft overschreden. Een zodanige duur van de passantentermijn is volgens vaste rechtspraak van deberoepscommissie onredelijk en onbillijk lang. Klager verzoekt daarom het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beslissing te vernietigen en hem terzake een tegemoetkoming toe te kennen van € 600,-- per maand vanaf de dag datzijn verblijf in het huis van bewaring twaalf maanden heeft geduurd tot de dag waarop zijn plaatsing in de tbs-kliniek is verwezenlijkt.

Namens de Minister is inzake het beroep geen standpunt ingenomen.

4. De beoordeling
Het beroep betreft een fictieve beslissing tot verlenging van de passantentermijn.
Tegen een fictieve beslissing tot verlenging van de passantentermijn als bedoeld in artikel 12, derde lid, Bvt kan beroep worden ingesteld binnen een redelijke termijn na de dag waarop de beslissing geacht moet worden te zijngenomen.
Klager wenst beroep in te stellen tegen de derde (fictieve) verlengingbeslissing, die omstreeks medio april 2004 geacht moet worden te zijn genomen. Klager is op 27 mei 2004 in een tbs-inrichting geplaatst. Het beroepschrift isgedateerd 1 november 2004 en is op 9 november 2004 bij het secretariaat van de beroepscommissie binnengekomen. Gelet op het grote tijdsverloop dat is verstreken vanaf medio april 2004 tot 9 november 2004 kan niet worden geoordeelddat het beroep binnen een redelijke termijn is ingesteld.
De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen.

Overigens is ambtshalve aan de beroepscommissie bekend dat de Minister van Justitie destijds eigener beweging, onafhankelijk van het instellen van beroep, een financiële tegemoetkoming placht aan te bieden aan tbs-gestelden die nogniet konden worden geplaatst, in de gevallen waarin de passantentermijn van de tbs-gestelden de duur van twaalf maanden heeft overschreden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 1 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven