Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2977/TA, 1 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2977/TA

betreft: [klager] datum: 1 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 november 2004 van de beklagcommissie bij het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 januari 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C. Krijger, en namens het hoofd van voormeldetbs-inrichting [...], hoofd van de afdeling ICU-A. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 1 september 2004 tot verlenging met een half jaar van het verblijf van klager op de afdeling voor intensieve zorg, in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft er bezwaar tegen dat zijn verblijf op de intensieve zorgafdeling ICU-A met ingang van 1 september 2004 weer met een half jaar is verlengd. Zijn verblijf op de intensieve zorgafdeling duurt inmiddels al heel lang: op 20december 2004 verbleef klager daar drie jaar. Klager heeft spijt van het incident van 29 april 2004. Hij heeft gevraagd in aanmerking te nemen dat dit incident samenhing met het afbouwen van een bepaald geneesmiddel. Klager heeftinmiddels geaccepteerd dat hij zijn hele leven medicatie zal moeten blijven gebruiken. De gronden voor de bestreden beslissing verschillen inhoudelijk slechts weinig van die van de daaraan voorafgaande verlengingsbeslissing, terwijlklager een aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt. Zijn vooruitgang is geformuleerd in termen van “een opwaartse spiraal”. Dit is voor klager een onvoldoende concrete omschrijving. Hij zou graag zien dat zijn vooruitgang aanobjectieve klinische maatstaven wordt getoetst.
Klagers raadsman heeft voorgesteld klager gedurende een proefperiode op een gewone afdeling te plaatsen, waar klager goed moet presteren, omdat hij anders terug wordt geplaatst. Klagers behandelaars staan hier echter niet achter.
Klager hoopt dat, gezien de voortdurende verbetering van zijn gedrag, op 8 februari 2005 in de bespreking over het resultaat van zijn behandeling een traject kan worden uitgezet voor zijn overplaatsing naar een gewone afdeling.

Door en namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De Divisie Staf Bespreking Stabiliseren van 1 september 2004 stond onder voorzitterschap van mevrouw S. Zij heeft deze functie waargenomen voor de geneesheer-directeur O. en heeft de bestreden beslissing genomen. Voorafgaand aan hetnemen van de bestreden beslissing is klager gehoord door genoemde geneesheer-directeur..
De bestreden beslissing betreft de situatie van klager tot september 2004. In de stukken is ten aanzien van de toenmalige situatie - zakelijk weergegeven - het volgende vermeld.
De beslissing is genomen omdat er sprake is van een ernstige persoonlijkheids-problematiek. Er is sprake van drie persoonlijkheidsstoornissen, namelijk de antisociale, de narcistische en de paranoïde stoornissen. Daarnaast zijn erook trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze problematiek kan leiden tot ernstige agressie. Bij klager ontbreken voldoende copingsstrategieën om impulsieve en agressieve impulsen op adequate wijze het hoofd tebieden. Klager is erg achterdochtig en wantrouwend tegenover zijn omgeving. In verband met de ernst van de problematiek is de verwachting dat het een lange tijd zal vergen om wezenlijke veranderingen te realiseren. Het afgelopenhalfjaar is er sprake geweest van een ernstig incident met daadwerkelijke ernstige fysieke agressie jegens een personeelslid. Na dit incident is er wederom een opwaartse spiraal ingezet. De inrichting wil deze subjectieve positievebevindingen vanuit klinische observatie gedurende een langere periode onderbouwen met objectieve meetgegevens. Klager heeft nog onvoldoende gereedschappen om zich op een andere afdeling zelfstandig te handhaven zonder agressie.Daarom dient de ICU-indicatie te worden gehandhaafd. Daarbij is overwogen dat zich blijvend problemen kunnen voordoen zolang klagers motivatie niet is gericht op verandering, maar op het wegkomen van de intensieve zorgafdeling.
Ter zitting is in aanvulling hierop - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht. De situatie tot september 2004 verschilt aanzienlijk van de huidige situatie van klager. De verbeteringen die in september al tebespeuren waren, dateerden toen van te korte tijd na het incident van 29 april 2004 om overplaatsing naar een gewone afdeling te rechtvaardigen. De opvattingen van klager en de staf over klagers huidige gedrag en functionerenverschillen niet erg veel van elkaar. Het gaat goed met klager. Hij werkt hard, met inzet en humor. In februari 2005 moet er een goede beslissing worden genomen. Het afdelingshoofd gaat er op dit moment van uit dat indien klager detrend voortzet, dit de laatste periode van zijn verblijf op de ICU zal zijn.
Bij overplaatsing van de ICU naar een gewone afdeling wordt de patiënt en worden de medewerkers van de nieuwe afdeling gedurende een half jaar gevolgd, respectievelijk geadviseerd, door de medewerkers van de ICU.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 32, tweede lid, Bvt bepaalt het hoofd van de inrichting telkens na ten hoogste zes maanden of voortzetting van het verblijf op de afdeling voor intensieve zorg met het oog op een belang als bedoeld in het eerstelid noodzakelijk is.
Bij beslissing van 1 september 2004 heeft een daartoe gemachtigde plaatsvervangster van het hoofd van de inrichting besloten klagers verblijf op de intensieve zorgafdeling ICU-A met een half jaar te verlengen, ingaande 1 september2004, met het oog op het belang van de orde en de veiligheid in de inrichting.
Klager is voorafgaand aan het nemen van deze beslissing door het hoofd van de inrichting gehoord.

Uit de stukken blijkt dat klager lijdt aan ernstige persoonlijkheidsstoornissen, die -onverwacht - gepaard zijn gegaan met ernstige agressie. Op 29 april 2004 heeft klager een medewerker in het gezicht geslagen en een anderemedewerker op het hoofd geslagen. Kort daarvoor was klager, in verband met (de vrees voor) overgewicht gestopt met het innemen van het tegen zijn stoornis voorgeschreven geneesmiddel Zyprexa en was zijn medicatie gewijzigd. Klageris na genoemde incidenten op 29 april 2004 in een separeerruimte geplaatst. Blijkens de wettelijke aantekeningen heeft klager op 6 mei 2004 verbaal en non-verbaal dreigend gedrag getoond tegen personeel. Sindsdien heeft hij, tot 9juni 2004, geboeid gelucht en zijn hem de maaltijden verstrekt via de klep in de deur van de separeerruimte. Op 14 juni 2004 is hij teruggeplaatst naar zijn afdeling, met een kamerplaatsing. Omdat klager zich goed aan de afsprakenheeft gehouden is zijn programma geleidelijk verruimd, totdat hij, vanaf 6 juli 2004, zijn programma op de afdeling terug kon krijgen en weer met de groep mee kon doen. In augustus 2004 is gebleken van een positieve uitslag op THCvan een urinecontrole.
De psychiater heeft veelvuldig met klager gesproken over het belang van medicatie. Klager is tenslotte tot het besluit gekomen om medicatie te blijven gebruiken.
Na de periode van separatie heeft klager zich enige tijd onverschillig opgesteld ten aanzien van het volgen van zijn programma. Door de staf is medio augustus aan klager medegedeeld dat van hem wordt verwacht dat hij de disciplineopbrengt om zijn programma te volgen, en - met een correct dag- en nachtritme - deelneemt aan alles wat hem wordt aangeboden. Klager heeft daarop tegenover de staf zijn bereidheid getoond om hieraan mee te werken.

Gelet op de hiervoor omschreven inhoud van de stukken is aannemelijk geworden dat klagers ziektebeeld en functioneren op de ICU-A op 1 september 2004 nog onverminderd intensieve behandeling vergden en dat deze hem aldaar zowelmedicamenteus als gedragstherapeutisch wordt aangeboden. Klager is tegen het einde van het voorafgaande half jaar tot het inzicht gekomen dat het van wezenlijk belang is de geadviseerde medicatie te gebruiken en de (soft)drugs telaten staan.
Gebleken is dat de kliniek aan de behandelmethodieken een signaleringsplan heeft toegevoegd, opdat klager het opkomen van achterdocht beter kan leren onderkennen, om daarop adequaat te kunnen reageren. Het doel van de intensievezorg blijkt te zijn klager zodanig stabiel te laten functioneren dat het verantwoord wordt hem op een reguliere afdeling te plaatsen.

Gelet op het hiervoor overwogene is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing klagers verblijf op de intensieve zorgafdeling met ingang van 1 september 2004 met een half jaar te verlengen niet in strijd is met de wet en nietonredelijk of onbillijk kan worden geacht.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Overigens is aan de beroepscommissie gebleken dat klager zich thans, tijdens de onderhavige verlengingsperiode, gemotiveerd inzet voor zijn behandeling en goed vooruitgaat.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs.T.A.M. Louwe en dr. E.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 1 maart 2005

secretaris voorzitter

nummer: 04/2977/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 17 januari 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker;
leden: mr. drs. T.A.M. Louwe en dr. E.B.M. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D. Krijger, en namens het hoofd van het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug [...] hoofd van de afdeling ICU-A.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager heeft er bezwaar tegen dat zijn verblijf op de intensieve zorgafdeling ICU-A met ingang van 1 september 2004 nogmaals met een half jaar is verlengd. Zijn verblijf op deze afdeling duurt al heel lang: op 20 december 2004verbleef klager drie jaar op deze afdeling.
De voorafgaande beslissing tot verlenging van klagers verblijf op de ICU dateert van 7 april 2004. Die beslissing verschilt inhoudelijk weinig van de thans bestreden beslissing. De raadsman legt een afschrift van de mededeling vande voorafgaande beslissing over, ter vergelijking door de beroepscommissie van de formulering van de gronden van de voorafgaande en de thans bestreden beslissing. De tekst is voor een groot deel identiek, behoudens die op de tweedepagina. Ten tijde van het nemen van de voorafgaande beslissing was de rechtvaardiging voor de noodzaak van het verblijf op de ICU gelegen in het feit dat er niets was gebeurd omdat klager op de ICU verblijft. Ten tijde van het nemenvan de onderhavige beslissing was de argumentatie: er is iets gebeurd, dus voortzetting van het verblijf op de ICU is nog nodig.
Het is spijtig dat op 29 april 2004 een incident heeft plaatsgehad. Dit was echter mede het gevolg van het afbouwen van het geneesmiddel Depakine. Een van de bijwerkingen van Depakine is dat men er dik van wordt. Klager gebruikt ditmiddel thans niet meer, echter ook zijn huidige medicatie heeft de bijwerking dat hij voortdurend een hongergevoel heeft. Klager weet echter dat hij deze medicatie zijn hele leven zal moeten blijven gebruiken.
In de mededeling van de huidige beslissing wordt wel gezegd dat er sprake is van een opwaartse spiraal, maar veel concreter wordt het voor klager niet. Het zou goed zijn klagers verblijf op de ICU te toetsen aan klinischemaatstaven.
Klager heeft weliswaar een gecompliceerde problematiek, maar niettemin lijkt het langzamerhand toch wel verantwoord hem naar een gewone verblijfsafdeling over te plaatsen, eventueel bij wijze van proefoverplaatsing. Klager heeftdaaraan veel behoefte. De respons van de kliniek daarop is echter: dat is te gevaarlijk, de één op één verhouding is nog nodig.
Klager heeft uiteengezet met welke methodieken zijn behandeling thans wordt begeleid.
Hij volgt een systeem met stickers voor zijn programma-onderdelen/therapieën. Klager plakt een groene sticker voor elk door hem gevolgd programma-onderdeel, een gele als hij een onderdeel niet volgt en daarvoor een reden opgeeft eneen rode als hij zonder reden van een onderdeel wegblijft. Hij heeft nog geen rode stickers geplakt. Dit systeem volgt klager nu drie à vier maanden. Daarbij komt nog het 5G-model, waarbij hij met een cijfer van 1 tot 10 zijn gevoeldient te aan te geven in het kader van een beschrijving van gebeurtenissen, gevoel, gedachten en gedrag daarbij, en gevolg daarvan.
Ook volgt klager een stappenplan ten aanzien van werkzaamheden. Hij werkt sinds oktober op de metaalafdeling en in de bosploeg, samen met andere patiënten. Dit gaat goed.
Klager mag inmiddels ook naar activiteiten als het optreden van een bandje, tafeltennis en bingo. Hierbij zijn ook patiënten van andere dan ICU-afdelingen aanwezig.
Klager vindt de ICU niet een afdeling waar hij met plezier verblijft. Het personeel zit de patiënten zó dicht op de huid - en eens temeer bij slecht gedrag - dat irritaties bijna niet zijn te voorkomen. Dit moet de patiënt zien tedoorbreken. Klager denkt dat dit hem nu aardig gelukt is.
Hij heeft geen rancuneuze gevoelens over zijn lange verblijf op de ICU.
Klager hoopt binnenkort naar de gewone verblijfsafdeling Zuid 3 te worden overgeplaatst. In de Speciale Team Bespreking van 8 februari 2005 zal daarover worden vergaderd. Hij verwacht dat, als men tevreden over hem is, een trajectzal worden uitgezet voor de overgang naar een gewone verblijfsafdeling.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
De Divisie Staf Bespreking Stabiliseren van 1 september 2004 stond onder voorzitterschap van [A]. Zij heeft deze functie waargenomen voor [B]. Voorafgaand aan het nemen van de bestreden beslissing is klager gehoord door [B].
Bij het beoordelen van de onderhavige beslissing moet worden uitgegaan van de situatie tot september 2004, zoals die in de stukken is beschreven. Die verschilt aanzienlijk van de huidige situatie. De verbeteringen die in septemberal te bespeuren waren, dateerden toen van te korte tijd na het incident van 29 april 2004 om overplaatsing naar een gewone afdeling te rechtvaardigen. De opvattingen van klager en de staf over klagers huidige gedrag en functionerenverschillen niet erg veel meer van elkaar. Het gaat goed met klager. Hij werkt hard, met inzet en humor. In februari aaanstaande moet er een goede beslissing worden genomen. Het afdelingshoofd gaat er op dit moment van uit dat,indien klager de trend voortzet, het thans de laatste periode van zijn verblijf op de ICU zal zijn. Er moet immers een eind komen aan een bepaalde maatregel als er geen reden meer voor is.
Patiënten die van de intensieve zorgafdeling naar een gewone verblijfsafdeling worden overgeplaatst, krijgen op de nieuwe afdeling nazorg gedurende een half jaar. De medewerkers van de nieuwe afdeling krijgen in dit tijdvak adviesvanuit de ICU.

secretaris voorzitter

Naar boven