Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2706/GB, 25 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2706/GB

Betreft: [klager] datum: 25 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Wijnmalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 oktober 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 20 januari 2005 door een lid van de Raad gehoord. Klagers raadsman, die met bericht niet is verschenen, is in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 7 juli 2003 gedetineerd. Hij verbleef sedert 17 september 2004 in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Veenhuizen. Op 12 oktober 2004 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, een inrichting meteen regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 8 juli 2004. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 maart 2006. Aansluitend dienthij 260 dagen hechtenis op grond van een schadevergoedingsmaatregel te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager verbleef eerder in het huis van bewaring te Groningen. Hij had toen nog geen bericht van de vreemdelingenpolitie gekregen over de afloop van zijn beroep in de asielprocedure. Hij had het BSD gevraagd of hij naar een halfopeninrichting kon en dat kon, omdat de rechtbank een beslissing in de asielprocedure ongegrond had verklaard. Klager wilde dit graag op papier hebben, maar hem werd gezegd dat dat niet nodig was en dat hij niet bang hoefde te zijn.Zijn overplaatsing naar de gesloten gevangenis heeft tot gevolg dat hij niet meer zelf op bezoek kan bij zijn vrouw en kinderen die woonachtig zijn in Groningen. Verder zijn de onderwijsmogelijkheden zeer beperkt, terwijl hij graagnaar school wil en een opleiding wil volgen. Hij doet momenteel in de gevangenis mee aan Nederlands lezen, maar dat is maar 1 uur per week. Klager wil graag een laatste kans; het is zijn eerste detentie.
Namens klager is hier nog aan toegevoegd dat zijn vrouw en kinderen in het bezit zijn van een verblijfsvergunning.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris verwijst naar de beschikking van de IND. Onder punt 4 van die beschikking wordt klager ongewenst verklaard. Onder punt 5 wordt aangegeven dat klager niet rechtmatig in Nederland verblijft en dat hij Nederlanduit eigen beweging dient te verlaten. Een bezwaar tegen dit besluit schort de genoemde rechtsgevolgen niet op. Onder punt 6 wordt aangegeven dat een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening de genoemde rechtsgevolgenevenmin opschort. Gelet hierop komt klager niet in aanmerking voor een verblijf in een b.b.i., een inrichting met regimair verlof, en is hij overgeplaatst naar een gesloten inrichting met een regime van algehele gemeenschap.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3, derde lid onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna de Regeling) komen voor plaatsing in een b.b.i. niet in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wievaststaat dat zij na de detentie zullen worden uitgezet of uitgeleverd. In de toelichting op dit artikel staat dat de toekenning van regimair verlof zich immers niet zou verdragen met het feit dat betrokkene na zijn detentie nietlanger in Nederland mag verblijven.

4.2. De beroepscommissie stelt vast dat klager bij beschikking van 2 augustus 2004 van de IND, welke op 16 augustus 2004 aan klager is uitgereikt, ongewenst is verklaard. De ongewenstverklaring heeft tot gevolg dat betrokkene nabekendmaking van de beschikking niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. Betrokkene dient Nederland uit eigen beweging onmiddellijk te verlaten. Bij gebreke hiervan kan hij worden uitgezet. De ongewenstverklaring blijft vankracht tot het moment dat deze wordt opgeheven. Een tijdig ingediend bezwaar of een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening schorten de voornoemde rechtsgevolgen niet op. Nu niet is gebleken van een beslissing totopheffing van de ongewenstverklaring van klager, komt hij, gelet op artikel 3, derde lid onder a, van de Regeling niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i.. Derhalve is de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissingvan de selectiefunctionaris niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 25 februari 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven