Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3145/GA, 17 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3145/GA

betreft: [klager] datum: 17 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 december 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire inrichting voor vreemdelingen (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
1. de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande 19 april 2004, wegens de weigering een opdracht op te volgen;
2. de disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande 24 mei 2004, wegens het uitschelden van een personeelslid.

De beklagrechter heeft het beklag op beide onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

De directeur heeft geantwoord als tegenover de beklagrechter.
Met betrekking tot onderdeel 1 wordt opgemerkt dat klager ter vaststelling van zijn identiteit diende mee te werken aan een transport naar de vreemdelingendienst, een door het personeel namens de directeur gegeven opdracht, welkeklager heeft geweigerd op te volgen. Klager is op grond van de Vreemdelingenwet in bewaring gesteld.
Voor wat betreft onderdeel 2 verwijst de directeur naar zijn brief aan de commissie van toezicht van 7 juni 2004.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel 1: Aannemelijk is geworden is dat klager, als passant ter fine van uitzetting in de inrichting verblijvend, op 17 maart 2004 bij herhaling heeft geweigerd gevolg te geven aan de opdracht om naar depassantenafdeling te gaan met het oog op zijn transport naar de vreemdelingendienst ter uitvoering van zijn verplichting mee te werken aan het vastleggen van gegevens met het oog op identificatie. Een zodanige weigering is aan temerken als onverenigbaar met de orde in de inrichting en leent zich voor disciplinaire bestraffing. De directeur heeft op 18 maart 2004 klager voorwaardelijk disciplinair gestraft met twee dagen opsluiting in een andereverblijfsruimte dan een strafcel met een proeftijd van drie maanden, doch heeft anders dan in artikel 53, tweede lid Pbw bepaald geen algemene of bijzondere voorwaarde opgenomen in de schriftelijke mededeling van 18 maart 2004 vanvoorwaardelijke strafoplegging. Gebleken is dat de directeur wegens klagers aannemelijk geworden weigering op 18 april 2004 om naar de passantenafdeling te gaan in verband met een transport naar de vreemdelingendienst, heeft beslisttot tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf die de directeur op 18 maart 2004 klager voorwaardelijk heeft opgelegd. Het niet opnemen van de eerder genoemde algemene voorwaarde in de schriftelijke mededeling van 18 maart 2004staat, gelet op de uit de wet voortvloeiende gelding ervan, tenuitvoerlegging niet in de weg. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel 2 komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagrechter met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal in zoverre dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op beide onderdelen ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter op beide onderdelen.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 17 februari2005

secretaris voorzitter

Naar boven