Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1385/GM, 15 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1385/GM

betreft: [klager] datum: 15 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de Gevangenis Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 juni 2004 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 augustus 2004, gehouden in de locatie Amsterdam, is klager gehoord.
De tandarts verbonden aan de Gevangenis Veenhuizen is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 8 mei 2003, betreft de plaatsing van een nieuwe kroon.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
In mei 2003 is in het huis van bewaring Grave een kroon losgegaan, waarop klager de tandheelkundig adviseur bij brief van 8 mei 2003 heeft verzocht tot vergoeding van een nieuwe kroon. De tandheelkundig adviseur heeft klagerverwezen naar de inrichtingstandarts die daartoe een machtiging diende aan te vragen, hetgeen deze heeft gedaan. Na klagers overplaatsing naar Veenhuizen heeft de tandarts aldaar wegens het uitblijven van een reactie van detandheelkundig adviseur opnieuw een machtiging aangevraagd. Intussen is in Veenhuizen de tijdelijk gelijmde kroon weer losgegaan.
Klager betwist de stelling van de tandheelkundig adviseur dat het nauwelijks mogelijk is contact te krijgen met klagers eigen tandarts. Hij legt het privé-adres van zijn tandarts te Arnhem aan de beroepscommissie over en verklaartdat zijn tandarts toestemming heeft gegeven aldaar contact met hem op te nemen. De moeilijke bereikbaarheid van zijn tandarts is te wijten aan het feit dat hij verscheidene praktijken heeft wegens zijn deskundigheid in hetbehandelen van schisispatiënten zoals klager. Klagers tandarts kan, nu hij wegens klagers detentie hem de laatste drie jaar niet heeft behandeld, niet de door de tandheelkundig adviseur gestelde vragen over klagers gebitbeantwoorden. Wel heeft hij klager geadviseerd niet zo maar een wortel te laten trekken, omdat dat zeer bezwaarlijk is voor het bovengebit. Zo de kroon niet te repareren is moet een schisisdeskundige beoordelen of een goedeplastische opbouw kan worden gemaakt. Is dat niet mogelijk, dan dient te worden overgegaan tot het aanbrengen van een implantaat. Klager begrijpt niet waarom de tandheelkundig adviseur nu opeens zo'n haast heeft en met spoed wilovergaan tot een door klager en zijn tandarts ongewenst geachte reparatie, terwijl hem al in mei 2003 het verzoek tot machtiging is voorgelegd. Klager is niet gebaat bij een snelle, niet verantwoorde afwikkeling.
Klager verklaart te begrijpen dat de beroepscommissie niet bevoegd is te oordelen over zijn klacht tegen de beslissing van de tandheelkundig adviseur en dat de beroepscommissie hem daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep zal moetenverklaren.

De tandarts heeft zijn standpunt niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Het beroep blijkt niet te zijn gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingstandarts van de gevangenis Veenhuizen, doch tegen de beslissing van 15 juni 2004 van de tandheelkundig adviseur, een beslissing waartegen krachtensartikel 28 Pm geen beroep openstaat. Dit leidt ertoe dat het beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat klager ook geen bemiddelingsverzoek aan de tandheelkundig adviseur heeft gedaan,doch slechts bij brief van 8 mei 2003 machtiging heeft gevraagd voor het vervangen van een kroon.
Na klagers overplaatsing op 25 augustus 2003 naar de gevangenis Veenhuizen heeft de tandarts van laatstgenoemde inrichting op 13 oktober 2003 opnieuw een machtiging voor het aanbrengen van een nieuwe kroon op de 2.4 aangevraagd,hetgeen onder meer heeft geresulteerd in een onderzoek van de tandheelkundig adviseur op 4 maart 2004 van klagers gebit. Vervolgens heeft de tandheelkundig adviseur bij brief van 15 juni 2004 aan klager, de tandarts en de directeurvan de inrichting medegedeeld geen machtiging te verlenen voor een nieuwe kroon en klager ten onrechte gewezen op de mogelijkheid een beroepschrift in te dienen bij de Raad.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en drs. P. Hanedoes, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op15 februari 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven