Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2569/GA, 11 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2569/GA

betreft: [klager] datum: 11 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 oktober 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 januari 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn met behulp van een tolkentelefoon gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. M.G.C. van Riet, en [...], unit-directeur van delocatie Ooyerhoek.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de directeur om mee te werken aan een selectievoorstel met betrekking tot overplaatsing van klager naar een inrichting met een meer open regime, in verband met openstaande boetes.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag voorzover het beklag ziet op de situatie vóór 23 juli 2004 en heeft het beklag voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechteuitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht overeenkomstig de aan deze uitspraak aangehechte pleitnotitie met bijlagen.

Klager heeft hier nog het volgende aan toegevoegd.
Bij de vorige behandeling van de klacht was deze directeur er niet. Toen de zaak weer voor de beklagcommissie kwam, werd klager verteld dat hij opnieuw in beroep moest gaan.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er zijn binnen de inrichting regelmatig problemen met klager geweest, hetgeen misschien heeft geleid tot misverstanden. Klager heeft zich eerder over hetzelfde onderwerp beklaagd en de beklagcommissie heeft hem toen in het gelijkgesteld. De directeur was het daar niet mee eens en is in beroep gegaan. De beroepscommissie heeft het beroep gegrond verklaard en het beklag alsnog ongegrond verklaard. Het ging toen ook over de vraag of klager zijn boetes hadbetaald. Aangezien het onderhavige beklag hetzelfde onderwerp betreft, is de directeur van mening dat klager alsnog niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beklag. Bij de behandeling van de vorige beroepszaak was eencollega unit-directeur aanwezig. Voordat een selectievoorstel wordt opgemaakt, neemt het BSD contact op met het CJIB over eventuele openstaande boetes. De directeur is afhankelijk van de informatie die wordt verkregen en dieinformatie hield destijds in dat klager te veel aan openstaande boetes had.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager zich eerder, op 18 juni 2004, heeft beklaagd over de omstandigheid dat de selectieprocedure onnodig lang op zich laat wachten. De beklagcommissie van de locatie Ooyerhoek heeft dat beklag op23 juli 2004 gegrond verklaard. De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld. De beroepscommissie heeft op 27 september 2004 (kenmerk 04/1926/GA) geoordeeld dat het opgetreden tijdsverloop de directeur niet valt aan terekenen, het beroep gegrond verklaard en het beklag alsnog ongegrond verklaard. Op 12 juli 2004 heeft klager zich wederom beklaagd over de omstandigheid dat de inrichting niet wil meewerken aan een selectievoorstel gericht opplaatsing van klager in een inrichting met een meer open regime, in verband met openstaande boetes. De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het tijdsverloop sinds de klacht van 18 juni 2004 en het feit dat is komen vast testaan dat op 29 juni 2004 een boete van € 161, 25 ten behoeve van klager is betaald, het beklag ziet op een nieuwe situatie waardoor klager ontvankelijk is in zijn beklag.

De artikelen 2 en 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden bepalen welke gedetineerden onder welke voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting.Alleen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting geldt de voorwaarde dat de gedetineerde geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan f 500,=- heeft openstaan (artikel 2, eerste lidonder c). Artikel 15, derde lid, Pbw bepaalt dat met plaatsing en overplaatsing de selectiefunctionarissen zijn belast. De beroepscommissie wijst op artikel 18 Pbw, op grond waarvan de gedetineerde bij de selectiefunctionaris eenmet redenen omkleed verzoekschrift kan indienen strekkende tot plaatsing in danwel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling. Klager had derhalve rechtstreeks bij de selectiefunctionaris een verzoek tot overplaatsingnaar een (zeer) beperkt beveiligde inrichting kunnen indienen. Het is de beroepscommissie echter ambtshalve bekend dat de selectiefunctionaris doorgaans geen beslissing op een dergelijk verzoek neemt zonder te zijn voorzien van eenselectieadvies van de inrichting. De directeur heeft aangegeven dat klager eerst een deel van de boetes moet betalen, voordat hij eventueel geselecteerd kan worden voor een inrichting met een meer open regime. De beroepscommissie isvan oordeel dat de inrichting altijd verzoeken om (over)plaatsing aan de selectiefunctionaris moet doen toekomen. In het selectieadvies aan de selectiefunctionaris kan de inrichting aangegeven wat de stand van zaken is metbetrekking tot eventuele openstaande boetes. In dit geval is vast komen te staan dat op 29 juni 2004 een bedrag van € 161,25 is voldaan, waarna een bedrag van € 161,25 overbleef. Gelet op het vorenstaande dient het beroep van klagergegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Voor het door hem ondervonden ongemak zal aan klager na te noemen tegemoetkoming wordentoegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 11 februari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven