Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2810/GA, 7 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2810/GA

betreft: [klager] datum: 7 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 november 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar, om het beroep schriftelijk toe telichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het functioneren van de mentor.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Anders dan de beklagrechter heeft aangenomen, kan het handelen van de mentor in dit geval aan de directeur worden toegerekend en is staat die beslissing beklag en beroep open. Klager heeft op grond van het bepaalde in artikel 43 vande Pbw recht op sociale zorg en hulpverlening. Tot heden wordt iedere vorm van contact door de mentor afgewezen. Een structurele weigering van zorg is in strijd met de wet en de beginselen die ten grondslag liggen aan hetNederlandse detentiesysteem. Gelet hierop dient klager te worden ontvangen in zijn beklag en dient dat beklag alsnog gegrond te worden verklaard.

De directeur heeft in beroep het volgende naar voren gebracht.
De directeur sluit zich aan bij de uitspraak van de beklagcommissie. Klager heeft overigens een gesprek gehad met zijn mentor, nadat hij via een interne overplaatsing vanuit het huis van bewaring naar de gevangenis was overgebracht.Bij die gelegenheid heeft er een uitgebreide intake plaats gevonden en daarbij is klager gewezen op de afdelingsregels. Naar aanleiding van dit gesprek heeft klager aangegeven een andere mentor te willen. Aangezien daarvoor geenduidelijke redenen aanwezig waren, is dit verzoek niet gehonoreerd. Sindsdien stelt klager zijn vragen aan twee andere penitentiair inrichtingswerkers. Ten aanzien van zijn mentor wenst klager geen ander contact dan het hoogstnoodzakelijke.

3. De beoordeling
De vraag die allereerst moet worden beantwoord is of het handelen van de mentor als zodanig kan worden toegerekend aan de directeur en mitsdien vatbaar is voor beklag en beroep. De beroepscommissie beantwoordt die vraag in beginselbevestigend. Wil echter van een beklagwaardig handelen sprake zijn, dan moet er een concrete situatie aan de orde gesteld worden en dat is in deze niet het geval. Klager beklaagt zich over het functioneren van de mentor in hetalgemeen (geen tijd voor klager hebben, niet willen ingaan op een verzoek om een gesprek), maar daarvoor leent het beklagrecht zich niet. Het voorgaande brengt mee dat als na te melden beslist dient te worden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 februari 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven