Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2778/GA, 3 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2778/GA

betreft: [klager] datum: 3 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 november 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 6 dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, vanwege het aantreffen van contrabande tijdens een celinspectie op klagers cel.

De beklagcommissie heeft het beklag (gedeeltelijk) gegrond verklaard en aan klager een
tegemoetkoming toegekend van € 15,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat zijn klacht in zijn geheel door de beklagcommissie gegrond moet worden verklaard. Klager vindt de toegekendetegemoetkoming te laag omdat hij 6 dagen ten onrechte heeft doorgebracht in isolatie en geen gebruik heeft mogen maken van de activiteiten. Hij meent dat de loonderving in de hoogte van de tegemoetkoming moet worden meegerekend. Defout lag niet bij klager maar bij de inrichting die zijn tijdschriften had dienen te controleren op contrabande.

De directeur heeft daarop als volgt geantwoord. De beklagcommissie acht het voorstelbaar dat klager zich niet direct gerealiseerd heeft dat een condoom op cel niet is toegestaan, omdat normaliter contrabande voor uitreiking van depost wordt verwijderd. De post is onderheving aan controle, echter niet de tijdschriften en kranten die rechtstreeks van de uitgever arriveren. De beklagcommissie acht de hoogte van de opgelegde straf niet juist en stelt de straf op3 dagen. De directeur acht de opgelegde straf alleszins redelijk en billijk. Klager is reeds voor de vijfde maal gerapporteerd, waarvan de tweede maal voor het in het bezit hebben van contrabande.

3. De beoordeling
Gelet op de overwegingen in de uitspraak van de beklagcommissie, verstaat de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie als volgt: Het beklag tegen de opgelegde disciplinaire straf is gegrond voor zover klager is gestraftvoor het aantreffen van een condoom op zijn cel maar voor het overige ongegrond. De beslissing van de directeur is vernietigd voor zover de strafmaat drie dagen te boven ging.
Klager meent dat het onderdeel van het beklag voor wat betreft het aantreffen van de medicijnen eveneens gegrond moet worden verklaard. Hetgeen in beroep hieromtrent is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie echterniet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep moet in zoverre ongegrond worden verklaard.
Omtrent de hoogte van de tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie het volgende.
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn,
kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld
voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Als maatstaf daarvoor kunnen dienen het
eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor klager
uit het gedurende drie van de zes dagen verblijven in een andere verblijfsruimte dan een
strafcel. De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen
waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus
1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur
van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
Gelet op het door klager ondervonden ongemak is een tegemoetkoming van € 15,= onjuist.
Het beroep zal dan ook op dit punt gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal
een hogere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft de bestraffing van klager ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre daarbij de strafmaat is teruggebracht tot drie dagen.
Wat betreft de tegemoetkoming verklaart de beroepscommissie het beroep gegrond,
vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager
een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 3 februari 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven