Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2730/TA, 24 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2730/TA

betreft: [klager] datum: 24 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 oktober 2004 van de beklagcommissie bij het Centrum voor Forensisch Psychiatrische Zorg Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2004, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], operationeel afdelingsmanager.
Klager heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
1. overgangsrechten in relatie tot zorgplanning en vergoeding van door klagers raadsvrouw gemaakte kosten;
2. het onthouden van een warme maaltijd op 5 en 7 juli 2004;
3. de behandeling van klager als varken en/of racist;
4. de passantentermijn van bijna twee jaar;
5. de weigering post door te sturen naar klagers raadsvrouw;
6. het zak- en kleedgeld;
7. klagers plaatsing in Oldenkotte;
8. het onthouden van medicatie.

De beklagcommissie heeft het beklag op de onderdelen 5 en 8 ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagcommissie heeft het beklag op de onderdelen 1, 2, 3, 4, 6 en 7 niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt ter zitting niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel 1 merkt de beroepscommissie op dat zij voor dit klachtonderdeel geen basis vindt in de Bvt. De beklagcommissie heeft dan ook met juistheid op dit onderdeel van het beklag beslist. Dit onderdeel van hetberoep zal ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel 2 merkt de beroepscommissie op dat zij een beklag terzake van een (vermeende) schending van een recht alleen beklagwaardig oordeelt als het bedoelde recht (in casu op een warme maaltijd) als zodanig isneergelegd in de Bvt dan wel in andere wet- en regelgeving. Een andere opvatting druist te zeer in tegen de bedoeling van de wetgever die enerzijds de rechten van de verpleegde en anderzijds de zorgplichten van hethoofd van de inrichting omschrijft. Het onderhavige beklagonderdeel is gericht tegen de in artikel 42, eerste lid, Bvt vastgelegde zorgplicht van het hoofd van de inrichting. Krachtens artikel 56, vierde lid, Bvt staat geen beklagopen tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting een krachtens de Bvt gestelde zorgplicht betracht. Dit onderdeel van het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel 3: aan geldende wet- en regelgeving is het recht om niet te worden gediscrimineerd te ontlenen, zodat klager op grond van artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt ontvangen had moeten worden in dit onderdeelvan het beklag. De beslissing van de beklagcommissie op dit onderdeel kan daarom niet in stand blijven. Dit onderdeel van het beklag zal alsnog ontvankelijk worden verklaard.
De beroepscommissie merkt op dat het hoofd van de inrichting in het verweerschrift van 15 september 2004 met zijn stelling dat klager 'uiteraard' niet als varken of racist behandeld wordt normatieve informatie aan de beklagcommissieverstrekt. De beroepscommissie acht feitelijke informatie van de kant van de inrichting aangewezen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is overigens niet van feiten gebleken die de stelling van klager onderbouwen. Ditbeklagonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdelen 4 en 7 komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep op deze onderdelen zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel 5: de beroepscommissie leest dit onderdeel van het beklag als onder 1.5 geformuleerd. Artikel 35, eerste lid, Bvt bepaalt dat de verpleegde behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met vijfde lid testellen beperkingen het recht heeft brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen, terwijl de in het derde tot en met vijfde lid genoemde beperkingen niet van toepassing zijn op brieven aan diens rechtsbijstandverlener.Op grond van artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt is klager ontvankelijk in dit onderdeel van zijn beklag.
Voorts bepaalt artikel 35, eerste lid, Bvt dat de hieraan verbonden kosten voor rekening van de verpleegde komen, tenzij het hoofd van de inrichting anders bepaalt. Niet aannemelijk geworden is dat klager geweigerd is om post naarzijn raadsvrouw te verzenden. Zo klager bedoelt dat het hoofd van de inrichting zorg dient te dragen voor frankering van genoemde post merkt de beroepscommissie op dat in artikel 2.7. van hoofdstuk 7 van de huisregels is opgenomendat de verpleegde de kosten draagt van de door of namens hem verzonden post. Een en ander leidt ertoe dat dit onderdeel van het beroep ongegrond zal worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel 6: dit onderdeel van het beklag is gericht tegen het niet ontvangen van het maximale bedrag aan zak- en kleedgeld. In de nadere uitwerking door de inrichting van het Besluit zak- en kleedgeldtbs-gestelden, van 10 oktober 2000, kenmerk 5054171/00/DJI, laatstelijk gewijzigd op 30 december 2003, kenmerk 5249494/03/DJI, in de zogeheten Regeling beloningsysteem verpleegden Oldenkotte is bepaald dat verpleegden die langdurigen bij herhaling niet deelnemen aan activiteiten 70 % van het maximale beloningsbedrag ontvangen naast het vaste bedrag aan zak- en kleedgeld. Klager die behalve het vaste bedrag aan zak- en kleedgeld 70 % ontvangt van het maximalebeloningsbedrag op grond van het niet deelnemen aan activiteiten wegens frequente afwezigheid dan wel ongeschiktheid daartoe, hetgeen klager niet heeft betwist, klaagt over een algemene regeling van de inrichting, welke naar hetoordeel van de beroepscommissie niet in strijd is met de Bvt dan wel enig ander wettelijk voorschrift. De beklagcommissie heeft met juistheid op dit onderdeel van het beklag beslist. Het beroep zal in zoverre ongegrond wordenverklaard.

Met betrekking tot onderdeel 8: klager stelt geen medicijnen te krijgen en geen contact met een medisch adviseur te hebben.
Niet aannemelijk geworden is dat het hoofd van de inrichting aan klager het rceht op verzorging door de arts heeft onthouden dan wel dat een door deze voorgeschreven medicatie niet is verstrekt. Het beroep zal op dit onderdeelongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de onderdelen 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie op klachtonderdeel 3, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit onderdeel van zijn beklag, maar verklaart het beklag in zoverre ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr.drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 24 januari2005.

secretaris voorzitter

Naar boven