Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2294/TB, 24 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2294/TB

betreft: [klager] datum: 24 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G. Doornbos,namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 20 september 2004 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2004, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn klager gehoord en namens de Minister [...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar de Forensisch Psychiatrische Inrichting De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij brief van 8 september 2004 is namens het hoofd van de Forensisch Psychiatrische Kliniek vande GGz Drenthe te Assen (hierna: FPK Assen) de Minister verzocht klager over te plaatsen naar De Rooyse Wissel. De Minister heeft op 20 september 2004 beslist klager over te plaatsen naar De Rooyse Wissel. Deze overplaatsing is op29 september 2004 gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar De Rooyse Wissel.
Namens klager is in beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Uit de aantekeningen van de psycholoog van de FPK Assen is op te maken dat klager wel bereid is om in de resocialisatiegroep over zijn delict te praten. Klagerheeft geen verbod tot contact met zijn kinderen: hij heeft toestemming om hun via zijn schoonzuster te schrijven. De omgangsregeling met zijn kinderen verloopt niet goed.
De nieuwe behandelcoördinator van de FPK loopt te hard van stapel in zijn standpunten. Uit overgelegde stukken blijkt dat in de periode van de vorige behandelcoördinator wordt gesproken van een stijgende lijn in de behandeling. DeMinister heeft geen zorgvuldige afweging gemaakt bij de besluitvorming terzake van de overplaatsing en is niet tot een zelfstandig afgewogen oordeel gekomen. Nu klager wegens de geëffectueerde overplaatsing niet meer naar de FPKAssen zal terugkeren, dient een wijziging in zijn dossier te worden aangebracht in die zin dat de overplaatsing op onjuiste, niet aan klager verwijtbare gronden heeft plaatsgehad. De Minister stelt dat de overplaatsing klager eentweede kans biedt. Klager betwist dat en ziet de overplaatsing als voortzetting van zijn eerste kans. Een mislukking van deze vermeende tweede kans zal leiden tot een longstayplaatsing, naar hij vreest.

Voorts heeft klager ter zitting - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het is in klagers belang de overplaatsing naar De Rooyse Wissel te beschouwen als voortzetting van zijn eerste behandeling en niet als overplaatsing die meetelt bij een eventuele beoordeling te zijner tijd voor eenlongstayplaatsing.
De nieuwe behandelcoördinator van de FPK heeft al na twee gesprekken met klager van zeven minuten beslist klager voor te dragen voor overplaatsing. Hij heeft kennelijk een totaal andere visie dan zijn voorganger, die sprak van eenopbouwende lijn. De zeswekelijkse evaluaties van klagers bezigheden en werkzaamheden waren altijd goed. De behandelcoördinator stelt klager(s functioneren) in een verkeerd daglicht onder meer door te verklaren dat hij zijn ex-vrouwop papier stalkt. Klager had toestemming om brieven te schrijven naar zijn twee kinderen. Hij voelt zich machteloos door het door de behandelcoördinator hem aldus aangedane onrecht. Hij heeft een goede behandeling in Assen gehad,alwaar de arts hem heeft uitgelegd wat zijn persoonlijkheidsstoornis inhoudt. Het gedrag, waardoor hij in het verleden in de fout ging, heeft hij verbeterd en hij kan nu beter omgaan met drugs en zijn verwardheid, zodat hij minderagressief is. Klager erkent in de groep te hebben gezegd over een medewerkster 'ik gooi haar van het dak af' maar verklaart dit niet zo bedoeld te hebben, alsmede een afscheidsbrief met versierende woorden aan de psychologe tehebben geschreven om haar te bedanken voor haar steun, maar klager betwist verliefd op haar te zijn geweest.
Bij gelegenheid van het horen over de voorgenomen overplaatsing heeft klager gevraagd om overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek, omdat hij in het Noorden al drie jaar werk heeft, een netwerk heeft opgebouwd en van daar uit beterkan resocialiseren. Klager werkte in de RIBW te Assen en zijn contacten in de noordelijke regio betreffen mensen van de RIBW, de sportschool en enkele GGz-patiënten.
Desgevraagd verklaart klager zowel in de FPK als in De Rooyse Wissel bereid te zijn (geweest) om over zijn delict te praten, zij het dat hij het wel moeilijk vindt om in een nieuwe groep alles tot in details te bespreken. Daarvooris opbouw van vertrouwen nodig. Klager heeft nooit gezegd dat hij vanwege het privé-karakter ervan niet erover wil spreken.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Krachtens artikel 12 Bvt dient een spoedige opname in een tbs-inrichting bewerkstelligd te worden met inachtneming van de in artikel 11 Bvt genoemde eisen. Ten aanzien van de selectie van ter beschikking gestelden in het kader vaneen opname in een tbs-inrichting is een toetsing aan een viertal criteria (geslacht, intelligentie, soort stoornis en vluchtgevaarlijkheid) van belang, die plaatsvindt op basis van in het dossier aanwezige informatie.
Uit de ter beschikking staande informatie in de onderhavige zaak komt naar voren dat klager een man is die lijdt aan een psychotische stoornis en dat zijn intelligentieniveau boven een IQ van 80 is. Er is niet gebleken van eenextreem vlucht- en/of beheersrisico. Uit het overplaatsingsverzoek van de FPK Assen blijkt dat de vier jaar durende behandeling aldaar moeizaam is verlopen onder meer wegens het geringe tot ontbrekende ziektebesef van klager. Klagerwijt zijn delicten aan de door druggebruik ontstane psychose van destijds, echter zijn delicten zijn meer gerelateerd aan zijn persoonlijkheidsstoornis die niet adequaat behandeld is kunnen worden. Klager loochent in het gesprek van20 juli 2004 zijn delicten op indrukwekkende wijze. Gelet op de positieve score op bijna alle signalen uit het terugvalpreventieplan tijdens zijn verblijf op de resocialisatieafdeling is er sprake van predelictgedrag en, indien zijnbrieven aan zijn kinderen als stalking worden opgevat, is er mogelijk sprake van delictgedrag. Klager heeft een hoog terugvalrisico. Zijn behandeling in de FPK Assen heeft weinig resultaat gehad en de FPK acht de prognose somber,zodat hij een nieuwe kans kan krijgen in De Rooyse Wissel.
Bij gebreke van zwaarwegende argumenten van klager tegen zijn overplaatsing naar De Rooyse Wissel zijn er goede gronden om hem naar deze inrichting over te plaatsen. De wachtlijsten voor de verschillende tbs-inrichtingen inaanmerking nemend heeft overplaatsing naar De Rooyse Wissel plaatsgehad. Ondanks klagers voorkeur voor de Dr. S. van Mesdagkliniek kan bij selectie voor een tbs-inrichting geen rekening worden gehouden met voorkeur voor plaatsing ineen bepaalde regio, tenzij bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Van dat laatste is niet gebleken.

Voorts is namens de Minister ter zitting - zakelijk weergegeven - als volgt verklaard.
Naar aanleiding van de brief van klagers raadsman van 6 december 2004 is telefonisch contact opgenomen met de FPK Assen en De Rooyse Wissel over het in die brief gestelde. Uit dat contact blijkt dat klager eerst na veel wikken enwegen de behandelcoördinator in Assen heeft gezegd niet over zijn delict te willen praten en dat hij dat ook uiteindelijk niet heeft gedaan. Klager had toestemming om via zijn ex-schoonzuster brieven naar zijn kinderen te schrijven.Afspraak was geen direct contact te hebben met hen en zijn ex-vrouw. Tijdens het vier jaar durend verblijf in de FPK is gepoogd het contact tussen klager en zijn kinderen te herstellen, echter zonder resultaat ondanks diverseontmoetingen. Klager heeft geen omgangsregeling. De inrichting bezit niet verzonden, in juni 2004 na plaatsing op de resocialisatieafdeling door klager geschreven, agressieve en manipulatieve brieven aan zijn kinderen. De behandelcordinator heeft vaker dan twee keer met klager gesproken en is altijd aanwezig geweest bij de behandelplanbesprekingen. Dat de trajectcoördinator zegt dat de arbeid redelijk goed verloopt wil niet zeggen dat dit voor de gehelebehandeling geldt. Klagers contacten betreffen voornamelijk sportschoolcontacten en contacten met ex-patiënten, welke laatste contacten de kliniek niet toejuicht. Ten tijde van het contact tussen de FPK en de Van Mesdagkliniekwegens klagers verzoek tot plaatsing in Groningen heeft klager een brief met liefdesverklaringen naar de psychologe van de FPK gestuurd. Deze in Groningen woonachtige psychologe had ernstige bezwaren tegen klagers overplaatsing naardie plaats. Op korte termijn was er plaats in De Rooyse Wissel. Er zijn veel incidenten in de FPK rond klager geweest zoals grenzeloos gedrag, bedreiging van een sociotherapeute en een maatschappelijk werkster en fysiek geweldjegens medeverpleegden. Daarnaast heeft klager geen ziektebesef ontwikkeld en is het risico tot terugval nog hoog. Voldoende redenen om klager over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting.
Uit inlichtingen van De Rooyse Wissel blijkt dat klager het op de opnameafdeling goed doet en inzet toont, al is nog niet met zekerheid te zeggen of het sociaal wenselijk gedrag betreft. Ook thans blijkt klager bij druk fel,dreigend en dwingend te reageren. Klager ontvangt geen bezoek in Venray.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt,en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, teweten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Minister heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van eenbeheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.
Uit de stukken valt af te leiden dat reeds voorafgaand aan klagers plaatsing op de resocialisatieafdeling van de FPK Assen op 14 juni 2004 niet alleen bij de behandelcoördinator, maar ook bij andere bij klagers behandelingbetrokkenen van verschillende disciplines twijfels bestonden ten aanzien van klagers functioneren. Daarbij is overwogen dat klager zich meer van de groep en de sociotherapeuten distantieerde, zijn taken in de groep niet uitvoerde,zich niet aan de afdelingsregels hield, niet bezig was met zijn (behandelings)weekdoel en zijn eigen gang ging. Toch hebben de behandelaars hem een kans op de resocialisatieafdeling willen bieden. Klagers verblijf op laatstgenoemdeafdeling is na vijf weken beëindigd na een gesprek tussen de behandelingscoördinator, de maatschappelijk werkster en klager. Directe aanleiding daartoe waren klagers weigering diepgaand over zijn delicten te spreken en de inhoud vanzijn brieven aan zijn kinderen waarin hij ook zijn ex-vrouw aanspreekt zonder ook maar te beseffen hoe zeer hij hen heeft getraumatiseerd. Hierop heeft de FPK Assen geconcludeerd dat klager eenzijdig de behandelrelatie heeftopgezegd, nu hij slechts op zijn voorwaarden behandeld wenste te worden, alsmede dat het resocialisatietraject veel te vroeg was gestart en klager voorgedragen diende te worden voor overplaatsing naar een andere tbs-inrichting.

De beroepscommissie acht het niet onbegrijpelijk dat klager, gelet op de positieve beoordeling op onderdelen van klagers behandeling en het inzetten van het resocialisatietraject, niet voorbereid was op en bezwaar heeft tegen zijnoverplaatsing. Aannemelijk is geworden dat ten tijde van zijn verblijf op de resocialisatieafdeling klager niet goed is omgegaan met alle hem verleende vrijheden. De FPK Assen heeft dat onder meer onderbouwd met het opstellen vaneen risicotaxatie, waaruit een hoog terugvalrisico is gebleken. Naar het oordeel van de beroepscommissie maakten de door de inrichting geschetste omstandigheden het wenselijk dat klager naar een andere tbs-inrichting werdovergeplaatst, waartoe de Minister op 20 september 2004 heeft beslist. Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestredenoverplaatsingsbeslissing heeft mogen komen. Klagers stelling dat zijn overplaatsing naar de Dr. S. van Mesdagkliniek met het oog op zijn sociale netwerk aangewezen zou zijn kan niet tot een ander oordeel leiden. Wel merkt deberoepscommissie op dat het besluit van de Minister van 20 september 2004 geen eigen inhoudelijke motivering bevat voor de (over)plaatsing naar/in de Rooyse Wissel, maar slechts verwijst naar het schrijven van de FPK Assen van 8september 2004 en zelfs niet naar de inhoud daarvan. De beroepscommissie acht een helderder motivering - die kort en bondig mag zijn -in het algemeen wenselijk.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager over te plaatsen naar De Rooyse Wissel en hem aldus een nieuwe kans te bieden terzake van zijn behandeling niet in strijd met de wet en kan deze evenmin alsonredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om deze overplaatsing anders te waarderen dan gebruikelijk is wanneer een behandeling in een inrichting is vastgelopen. Het beroep zal derhalveongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr.drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 24 januari2005.

secretaris voorzitter

nummer: 04/2294/TB

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 9 december 2004, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr.drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.

Gehoord zijn klager en namens de Minister [...].

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het is in klagers belang de overplaatsing naar De Rooyse Wissel te beschouwen als voortzetting van zijn eerste behandeling en niet als overplaatsing die meetelt bij een eventuele beoordeling te zijner tijd voor eenlongstayplaatsing.
De nieuwe behandelcoördinator van de FPK heeft al na twee gesprekken met klager van zeven minuten beslist klager voor te dragen voor overplaatsing. Hij heeft kennelijk een totaal andere visie dan zijn voorganger, die sprak van eenopbouwende lijn. De zeswekelijkse evaluaties van klagers bezigheden en werkzaamheden waren altijd goed. De behandelcoördinator stelt klager(s functioneren) in een verkeerd daglicht onder meer door te verklaren dat hij zijn ex-vrouwop papier stalkt. Klager had toestemming om brieven te schrijven naar zijn twee kinderen. Klager voelt zich machteloos door het door de behandelcoördinator hem aldus aangedane onrecht. Klager heeft een goede behandeling in Assengehad, alwaar de arts hem heeft uitgelegd wat zijn persoonlijkheidsstoornis inhoudt. Hij heeft het gedrag, waardoor hij in het verleden in de fout ging, verbeterd en kan nu beter omgaan met drugs en zijn verwardheid, zodat hijminder agressief is. Klager erkent in de groep te hebben gezegd over een medewerkster 'ik gooi haar van het dak af' maar verklaart dit niet zo bedoeld te hebben, alsmede een afscheidsbrief met versierende woorden aan de psychologete hebben geschreven om haar te bedanken voor haar steun, maar klager betwist verliefd op haar te zijn geweest.
Bij gelegenheid van het horen over de voorgenomen overplaatsing heeft klager gevraagd om overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek, omdat hij in het Noorden al drie jaar werk heeft, een netwerk heeft opgebouwd en van daar uit beterkan resocialiseren. Klager werkte in de RIBW te Assen en zijn contacten in de noordelijke regio betreffen mensen van de RIBW, de sportschool en enkele GGz-patiënten.
Desgevraagd verklaart klager zowel in de FPK als in De Rooyse Wissel bereid te zijn (geweest) om over zijn delict te praten, zij het dat hij het wel moeilijk vindt om in een nieuwe groep alles tot in details te bespreken. Daarvooris opbouw van vertrouwen nodig. Klager heeft nooit gezegd dat hij vanwege het privé-karakter ervan niet erover wil spreken.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Naar aanleiding van de brief van klagers raadsman van 6 december 2004 is telefonisch contact opgenomen met de FPK Assen en De Rooyse Wissel over het in die brief gestelde. Uit dat contact blijkt dat klager eerst na veel wikken enwegen de behandelcoördinator in Assen heeft gezegd niet over zijn delict te willen praten en dat hij dat ook uiteindelijk niet heeft gedaan. Klager had toestemming om via zijn ex-schoonzuster brieven naar zijn kinderen te schrijven.Afspraak was geen direct contact te hebben met hen en zijn ex-vrouw. Tijdens het vier jaar durend verblijf in de FPK is gepoogd het contact tussen klager en zijn kinderen te herstellen, echter zonder resultaat ondanks diverseontmoetingen. Klager heeft geen omgangsregeling. De inrichting bezit niet verzonden, in juni 2004 na plaatsing op de resocialisatieafdeling door klager geschreven agressieve en manipulatieve brieven aan zijn kinderen. De behandelcordinator heeft vaker dan twee keer met klager gesproken en is altijd aanwezig geweest bij de behandelplanbesprekingen. Dat de trajectcoördinator zegt dat de arbeid redelijk goed verloopt wil niet zeggen dat dit voor de gehelebehandeling geldt. Klagers contacten betreffen voornamelijk sportschoolcontacten en contacten met ex-patiënten, welke laatste contacten de kliniek niet toejuicht. Ten tijde van het contact tussen de FPK en de Van Mesdagkliniekwegens klagers verzoek tot plaatsing in Groningen heeft klager een brief met liefdesverklaringen naar de psychologe van de FPK gestuurd. Deze in Groningen woonachtige psychologe had ernstige bezwaren tegen klagers overplaatsing naardie plaats. Op korte termijn was er plaats in De Rooyse Wissel. Er zijn veel incidenten in de FPK rond klager geweest zoals grenzeloos gedrag, bedreiging van een sociotherapeute en een maatschappelijk werkster en fysiek geweldjegens medeverpleegden. Daarnaast heeft klager geen ziektebesef ontwikkeld en is het risico tot terugval nog hoog. Voldoende redenen om klager over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting.
Uit inlichtingen van De Rooyse Wissel blijkt dat klager het op de opnameafdeling goed doet en inzet toont, al is nog niet met zekerheid te zeggen of het sociaal wenselijk gedrag betreft. Ook thans blijkt klager bij druk fel,dreigend en dwingend te reageren. Klager ontvangt geen bezoek in Venray.

secretaris voorzitter

Naar boven