Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3165/GV, 24 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3165/GV

betreft: [klager] datum: 24 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 december 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
Klager is sinds 1998 betrokken bij VONK (vereniging van ouders met Nepalese kinderen). Hij treedt op als voorzitter van de projectgroep en is onder andere belast met de aansturing van de voor de vereniging werkzame mensen in Nepalen fungeert daar ook als aanspreekpunt. Daarnaast is klager verantwoordelijk voor een aantal opvanghuizen voor Nepalese weesmeisjes en runt hij een tweetal projecten voor babykamers die aan de weeshuizen zijn verbonden. Direct nadathet klager duidelijk was dat hij een gevangenisstraf diende te ondergaan, heeft hij een ander bestuurslid ingewerkt om zijn taken te kunnen overnemen tijdens zijn detentie. Deze persoon is helaas in maart 2004 plotseling overledenen het is klager daarna niet meer gelukt een geschikte vervanger te vinden die dit vrijwilligerswerk wil en kan doen en bereid is om met enige regelmaat naar een politiek instabiel gebied in Nepal af te reizen. Het is sinds december2004 ernstig mis in Nepal en de projecten dreigen stil te vallen. Dit heeft met name te maken met het feit dat de lokale bevolking door de Mao?sten wordt ontvoerd in de gebieden waar de projecten van klager lopen. Een en anderblijkt uit een uitdraai van een internetpagina van 3 december 2004. De projectdirectrice ter plaatse heeft klager per e-mailbericht van 1 december 2004 dringend verzocht zo spoedig mogelijk naar Nepal te komen om met allebetrokkenen te praten. Alleen de aanwezigheid van de projectleider uit het donorland zelf kan enige indruk maken op de Maoïsten. Er is derhalve wel degelijk sprake van een bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer vanklager. Verder wordt verwezen naar artikel 38 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting waarin eenmalig strafonderbreking kan worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De projecten zijnvergelijkbaar met een vorm van bedrijfsvoering waarvoor klager verantwoordelijk is. Het is klager niet bekend waarom de inrichting en het openbaar ministerie negatief hebben geadviseerd. Klager zit een oude straf uit, hij woont al10 jaar op hetzelfde adres in Diemen en is al 33 jaar met dezelfde vrouw getrouwd. Hij heeft zich netjes gemeld voor het ondergaan van de straf en is al een aantal keer met verlof geweest en teruggekeerd. Klager heeft in eersteinstantie om een strafonderbreking voor de duur van drie weken verzocht, maar is momenteel al blij als hij een weekend in Nepal zou kunnen doorbrengen. In reactie op het standpunt van de selectiefunctionaris wordt aangegeven datklager nimmer strafonderbreking heeft verzocht teneinde fondsen te kunnen werven.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de verkregen informatie blijkt onvoldoende van de noodzaak voor de aanwezigheid van klager. De vervanger van klager is in maart 2004 overleden en zijn detentie is aangevangen in december 2004. Hij heeft dus ruimschoots de tijdgehad om een andere vervanger te zoeken. Als het gaat om fondsenwerving is dit niet te realiseren in drie weken, waar dan ook nog de reistijd af moet. Er is niet direct sprake van een bijzondere omstandigheid in de persoonlijkesfeer bedoeld in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting waarvoor strafonderbreking gegeven kan worden. Zowel de inrichting als het openbaar ministerie hebben negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, wegens valsheid in geschrifte en verduistering. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 juli 2005.
Klager verbijft sedert 6 december 2004 als zelfmelder in de beperkt beveiligde inrichting Westlinge te Heerhugowaard.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager verzoekt om strafonderbreking, zo verstaat de beroepscommissie, om in Nepal ter plaatse zijn verantwoordelijkheid te kunnen nemen ten aanzien van lopende projecten. De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval geensprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 34 van de Regeling waarvoor strafonderbreking kan worden verleend. Zij overweegt hierbij dat het op de weg van klager had gelegen om tussen maart 2004 en december2004 voor een vervanger zorg te dragen. Sedert december 2004 komt hij in aanmerking voor vierwekelijks weekendverlof. Daarnaast is sprake van een projectdirectrice in Nepal. Het argument dat alleen de projectleider uit het donorlandgewicht in de schaal kan leggen is niet overtuigend. Van dringende omstandigheden van zakelijke aard als bedoeld in artikel 38 van de Regeling is, mede gelet op het vrijwillige karakter van klagers werkzaamheden, eveneens geensprake. Het vorenoverwogene leidt tot het oordeel dat de beslissing van de Minister niet in strijd is met de wet en dat deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 24 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven