Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2397/TP, 19 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Wachttermijn  v

Uitspraak

nummer: 04/2397/TP

betreft: [klager] datum: 19 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 4 oktober 2004 verlengd tot 2 januari 2005.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 4 maart 2003 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
Blijkens de verklaring van de Minister heeft hij klager bij brief van 28 juni 2004 meegedeeld dat klager gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 8 januari 2004 in aanmerking komt voor vervroegdetenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 21 september 2004, uitgereikt aan klager op 30 september 2004, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 4 oktober2004 met drie maanden is verlengd tot 2 januari 2005. Klager is terzake gehoord op 21 september 2004.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 7 september 2005.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyerhoek te Zutphen.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Hij is het niet eens met verlenging van zijn wachttermijn wegens het tekort aan plaatsen, omdat dit de verantwoordelijkheid van de staat betreft en hij daarvan niet langer de dupe mag worden. Door het uitblijven van behandelingloopt hij onnodig psychische schade op, waarvoor hem enige vorm van compensatie toekomt. Klager is zeer gemotiveerd voor zijn behandeling. Hij wil met zo weinig mogelijk psychische schade door zijn detentie heenkomen en nabehandeling weer een zo normaal mogelijk leven hebben met zijn familie en kinderen. Hij heeft tot op heden slechts een keer contact met een districtspsychiater en twee keer zeer kort contact met de inrichtingspsycholoog gehad. Hijheeft het idee dat men in een “sleur zit van er is toch geen plaats dus ik kan niet helpen” en dat men het belang van justitie voor laat gaan boven zijn psychische gesteldheid. Hij is het daar absoluut niet mee eens.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en bericht over de verlenging van de wachttermijn.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan de bestreden beslissing geen signalen omtrentdetentieongeschiktheid vanuit de p.i. van verblijf ontvangen. Blijkens de overgelegde medische verklaring is er geen aanleiding om klager met voorrang te plaatsen in een tbs-inrichting.

4. De beoordeling
Klager is als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hem tevensopgelegde tbs; deze is nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychischeconditie van klager die zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

Uit de medische verklaring van 1 november 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Zutphen blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in een p.i. als onverantwoord moestworden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 4oktober 2004 tot 2 januari 2005.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven