Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3102/GV, 17 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3102/GV

betreft: [klager] datum: 17 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 december 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
De afwijzing van zijn verzoek is niet goed gemotiveerd. De inrichting, de politie, het openbaar ministerie en de reclassering zijn positief. Hij heeft een aanvaardbaar verlofadres. Niet valt in te zien waarom zijn verlof nietrustig en ongestoord zou verlopen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gezien de adviezen en de informatie is er geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Een en ander is gelegen in de omstandigheid dat klager recentelijk geestverruimende middelen heeft gebruikt. Conform de notitie DrugsOntmoedigingsbeleid komt klager op basis daarvan de komende drie maanden niet in aanmerking voor verlof of detentiefasering.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring de Havenstraat heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag aangezien klager in november 2004 een urinecontrole heeft ondergaan waarvan de uitslag positief was.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven dat niet van feiten of omstandigheden is gebleken die aanleiding geven om van het normale penitentiaire beleid af te wijken.
De politie regio Utrecht, district Eemland/Soest heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 30 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks11 oktober 2005. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 11 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat klager in november 2004 positief is bevonden op het gebruik van softdrugs. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat dezeeen afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeldin artikel 4 onder c. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 17 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven