Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3117/GV, 17 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3117/GV

betreft: [klager] datum: 17 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.A. van Oorschot, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 december 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klager strafonderbreking verleend voor een kortere duur dan waarom hij had verzocht.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat hem ten onrechte slechts voor een periode van veertien dagen strafonderbreking is verleend. Klager heeft belang bij een strafonderbreking van de maximale duur. Het is voor hem noodzakelijk om, medegelet op de wijze waarop hij in detentie is geraakt, een aantal zaken op orde te stellen. Daarvoor heeft hij meer tijd nodig dan de hem toegekende veertien dagen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Minister heeft medegedeeld dat klager aansluitend aan de strafonderbreking start met Elektronische Detentie. Om die reden heeft klager volgens de Minister geen belang meer bij een behandeling van het beroep.

De directeur van de locatie De Blokhuispoort te Leeuwarden heeft geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en aangegeven dat hij, mede gelet op klagers (nog) korte verblijf geen advies kan geven en zich daarom conformeert aan debeslissing van de Minister.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes weken met aftrek, wegens handelen in strijd met artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Aansluitend dient hij zes weken hechtenis te ondergaan terzake van hetbegaan van overtredingen. De tenuitvoerlegging van deze straffen is aangevangen op 13 december 2004 en eindigt op 21 maart 2005. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van in het totaal 41 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de duur van de aan klager verleende strafonderbreking.

Blijkens de reactie van de Minister ondergaat klager aansluitend aan de verleende strafonderbreking Elektronische Detentie, en verblijft hij – net als tijdens de strafonderbreking – op zijn huisadres. Er was voor de Minister daaromgeen aanleiding om tot een langere duur van de strafonderbreking over te gaan. Gelet daarop is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin alsonredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 januari 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven