Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3106/GV, 17 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3106/GV

betreft: [klager] datum: 17 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 december 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager verblijft sedert 12 december 2003 in detentie en heeft nog niet eerderalgemeen verlof aangevraagd. Nu klager binnen niet al te lange termijn zal worden opgenomen in de Piet Roordakliniek in Apeldoorn, heeft klager belang bij een verlof om een en ander te kunnen regelen. Klager kan gedurende dat verlofbij zijn ouders verblijven. Klager is het niet eens met de redenering van de Minister. Klager kan door middel van het verlof bewijzen dat hij op de goede weg is en dat hij zich verbeterd heeft. Klager verblijft inmiddels geruimetijd in de gevangenis Veenhuizen en heeft daar geen problemen veroorzaakt en het gaat daar goed met de beheersing van zijn agressiviteit.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Verzoeker heeft in oktober 2004 een aanvraag gedaan voor algemeen verlof. Deze aanvraag is door de selectiefunctionaris op 23 november 2004 ontvangen. De selectiefunctionaris heeft het verzoek afgewezen omdat hij, gelet op deingewonnen informatie, onvoldoende vertrouwen had in een goed verloop van het verlof. Verzoeker is gebaat bij een behandeling met betrekking tot zijn verslaving. Zonder een dergelijke behandeling wordt een verlof op dit momentonverantwoord geacht. Er loopt op dit moment een aanvraag voor opname in de Piet Roordakliniek. De selectiefunctionaris is van mening dat beter vanuit deze setting kan worden bezien in hoeverre een verlof verantwoord is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft aangegeven dat het afdelingspersoneel van klagers verblijfafdeling sceptisch staat tegenover honorering van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Almelo heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een toekenning van verlof.
De politie Friesland, District Sneek, heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een toekenning van verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 december 2005. Aansluitend dient hij eventueel zeven subsidiaire hechtenisstraffen van inhet totaal veertien dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Blijkens de bij de inlichtingen van de selectiefunctionaris meegezonden stukken, te weten een voorlichtingsrapport van het Leger des Heils d.d. 10 maart 2004 en de adviezen van de gevangenis Veenhuizen d.d. 5 november 2004, heeftverzoeker een alcoholverslaving. Klager is daar in het verleden meerdere malen voor opgenomen in behandelingsklinieken, maar heeft de behandelprogramma’s steeds voortijdig afgebroken. Vervolgens is hij steeds weer teruggevallen inzijn alcoholverslaving en crimineel gedrag. Laatstelijk heeft dit geleid tot het misdrijf waarvoor klager thans gedetineerd is. Klager staat inmiddels op de nominatie om, op de voet van het bepaalde in artikel 43, derde lid, van dePbw, opgenomen te worden in de Piet Roordakliniek te Apeldoorn teneinde een behandeling te ondergaan voor zijn alcoholverslaving.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden vooralsnog een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van deMinister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, c en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 januari 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven