Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2412/GA, 21 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:21-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2412/GA

betreft: [klager] datum: 21 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 oktober 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond, locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2005, gehouden in de p.i. Midden Holland, locatie Alphen aan den Rijn, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de locatie De IJssel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het zoek maken van materiaal op de arbeidszaal.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager werkte die middag met nog twee gedetineerden aan de betreffende tafel. In totaal waren er zo’n twintig gedetineerden op dearbeidszaal. Aan de andere tafels werd waarschijnlijk ander werk verricht. Klager pakte de ringetjes uit en deed deze in kleinere doosjes. De tweede gedetineerde woog dan de doosjes en de derde gedetineerde plakte als laatste destickers op de doosjes. Klager heeft niet gemerkt dat er ringetjes zijn verdwenen. Zelf heeft hij niets gedaan. Klager kende de andere twee gedetineerden aan zijn tafel wel, maar heeft hierover niet met ze gesproken. Als je eenkeer geen zin hebt om te werken, kan je dat gewoon aangeven aan de werkmeester.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Eén van de drie gedetineerden aan klagers tafel moet de ringetjes hebben weggegooid. Klager moet er wel van af hebbengeweten. Ieder van de drie vormt een schakeltje in het werkproces. Gelet op de grote hoeveelheid ringetjes die verdwenen is, 82.000 stuks, moet klager wel gezien en geweten hebben wie het gedaan heeft. Geen van de drie gedetineerdenheeft nadere informatie gegeven. De dozen met de verdwenen ringetjes zijn later in de afvalcontainer teruggevonden. Het belang dat de gedetineerde(n) hadden bij het weggooien van het materiaal was waarschijnlijk dat men dan snellerklaar zou zijn met werken. Alle drie gedetineerden zijn verantwoordelijk gesteld voor sabotage van het werkproces. Hierdoor kunnen problemen met de afnemer van de ringetjes ontstaan.
Het rapport is op 21 juli 2004 aangezegd en op 26 juli 2004 afgehandeld. Er is navraag gedaan op de arbeidszaal bij de betreffende werkmeester.

3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen afzondering in de eigen verblijfsruimte in verband met betrokkenheid bij de verdwijning van een grote hoeveelheid werkmateriaal. Anders dan bij de oplegging van deordemaatregel, die in het belang van de orde en de veiligheid voor noodzakelijk nader onderzoek kan worden opgelegd, is bij de oplegging van een disciplinaire straf vereist dat aannemelijk is geworden dat de gedetineerde zichschuldig heeft gemaakt aan een feit dat onverenigbaar is met de orde en de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
De beroepscommissie is van oordeel dat in het geval van klager niet vast is komen te staan dat hij betrokken zou zijn bij de verdwijning van werkmateriaal. Voor oplegging van een disciplinaire straf is geen ruimte nu onvoldoendeaannemelijk is geworden dat aan klager een individueel verwijt kan worden gemaakt. Onweersproken is dat klager in het werkproces met beide medegedetineerden de eerste schakel vormde, zodat hij niet noodzakelijkerwijs heeft gewetendat er een gebrekkig product tot stand kwam. Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat de oplegging van een disciplinaire straf niet op zijn plaats was en zij zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechtervernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 52,50 worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 52,50.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven