Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3029/GV, 10 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3029/GV

betreft: [klager] datum: 10 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 december 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager begrijpt niet dat de inrichting negatief heeft geadviseerd. Klager verblijftdaar nu elf weken en zijn gedrag is goed. Hij heeft geen rapport gehad en ook zijn urinecontroles waren in orde. Klager heeft zich op 4 oktober 2004 zelf gemeld op het politiebureau, omdat hij in september 2004 niet teruggekeerd wasvan verlof en heeft daarvoor een excuusbrief geschreven. Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd in verband met het belang van het slachtoffer. Klager heeft deze detentie meerdere keren verlof gehad plus drie wekenstrafonderbreking. Het slachtoffer was iemand van een arrestatieteam en deze mensen werken onder codenamen en een confrontatie is uitgesloten. Er kan dan ook niet gesproken worden van maatschappelijke onrust. Tijdens klagers eerdereverloven was hij op papier ook vuurwapengevaarlijk, maar hij heeft zich tijdens verlof telkens correct gedragen. Het is niet juist dat klagers zuster hem onderdak heeft geboden tijdens zijn onttrekking aan detentie. Het vluchtgevaarvoor klager zelf is uitgesloten. In september 2004 is hij niet teruggekeerd van verlof in verband met het overlijden van zijn vader. Toen klager zichzelf weer onder controle had, heeft hij zich gemeld. Klager zal zich tijdenstoekomstig verlof, net als tijdens vorige verloven, houden aan de regels.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting en de politie Gelderland hebben negatief geadviseerd terzake van verlofverlening. Klager is vuurwapengevaarlijk en niet teruggekeerd van eerder verleend verlof. Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd,waarbij de ernst van het gepleegde feit is meegewogen. Het uittreksel uit het justitieel documentatieregister laat zien dat klagers contacten met politie en justitie al in 1977 zijn gestart. Klager had terug moeten keren van verlofop 6 september 2004 en heeft zich pas gemeld op 4 oktober 2004 nadat het arrestatieteam een aantal malen voor niets bij hem op de stoep had gestaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Nieuwegein heeft, omdat er sprake is geweest van een onttrekking aan detentie tijdens de huidige detentie en klager veroordeeld is terzake van een ernstig geweldsdelict, negatief geadviseerd ten aanzienvan de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Groningen heeft aangegeven dat in verband met de ernst van het delict, poging doodslag op een politieman, verlof zou kunnen leiden tot plaatselijke maatschappelijke onrust ennegatief geadviseerd terzake van verlofverlening.
De politie Gelderland-Zuid heeft, omdat klager vuurwapengevaarlijk is en niet tijdig teruggekeerd is van de vorige verlofverlening, eveneens negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag. Aansluitend dient hij gevangenisstraffen te ondergaan van respectievelijk 70 dagen en zes weken. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datumvalt op of omstreeks 27 november 2005. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zes dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is gekwalificeerd als vuurwapengevaarlijk en veroordeeld terzake van een ernstig geweldsdelict, te weten poging tot doodslag op een lid van het arrestatieteam. In verband met zijn goede gedrag tijdens detentie is klagerdesondanks een kans geboden en is hij geplaatst in een beperkt beveiligde inrichting met de mogelijkheid van regimair verlof. Klager heeft echter het in hem gestelde vertrouwen geschonden en is niet teruggekeerd van regimair verlof.Nadat een arrestatieteam zonder resultaat zich verschillende malen op klagers adres had gemeld, heeft klager zich circa een maand later pas weer gemeld bij de politie. De officier van justitie, de inrichting en de politie hebbenonder deze omstandigheden negatief geadviseerd terzake (hernieuwde) verlofverlening. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzingvan klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4onder a. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven