Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2653/GA, 13 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2653/GA

betreft: [klager] datum: 13 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Roermond,

gericht tegen een uitspraak van 4 november 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Vonken, en de heer [...], unit-directeur van de locatie Roermond.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen, extern te ondergaan op de Landelijke afzonderingsafdeling (L.a.a.) Nieuw Vosseveld te Vught.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vanwege de negatieve situatie rondom klager was vanuit de inrichting een verzoek om overplaatsing naar de selectiefunctionaris gestuurd. Klager had al eerder aangegeven naar Sittard overgeplaatst te willen worden. Deselectiefunctionaris besloot tot overplaatsing van klager naar Vught. Het personeel durfde deze beslissing niet aan klager mede te delen uit angst voor mogelijke repressailles. Er werd vervolgens druk uitgeoefend op het BSD omklager dan maar in Roermond te laten zitten. Er is overleg met de selectiefunctionaris geweest en die wilde, voordat tot overplaatsing van klager zou worden overgegaan, eerst dat er informatie bij het GRIP zou worden ingewonnen. HetGRIP had al informatie over klager beschikbaar. Deze informatie gevoegd bij hetgeen zich in de inrichting afspeelde, leidde tot het dringende advies om klager in afzondering te plaatsen in afwachting van nader onderzoek door GRIP.Omdat er voor het personeel ook bij een plaatsing in afzondering van klager een onwerkbare situatie zou blijven bestaan, is besloten klager over te plaatsen naar de L.a.a. te Vught. Achteraf is er geen nieuwe feitelijke informatieover klager naar voren gekomen. Het is moeilijk aan te geven waaruit de dreiging van klager bestond. Er is een aantal kleine voorvalletjes geweest. Klager heeft een bepaalde positie/status bij gedetineerden en personeel. Dit komtdoor de verhalen die over hem de ronde doen en door zijn uitstraling. Hij heeft een bepaalde manier waarop hij mensen kan overtuigen; een dwingende opstelling bij het regelen van zaken waar geen weerstand aan geboden kan worden.Personeelsleden voelden zich bedreigd, hoewel bedreigingen zich nooit openlijk hebben voorgedaan. Daar zijn ook geen rapporten van, maar ook dit heeft te maken met de toonzetting van klager. Een aantal personeelsleden durfde daarniet tegen in te gaan. Op het moment dat een dergelijke angst leeft onder het personeel met betrekking tot een bepaalde gedetineerde, zijn zij niet meer in staat hun werk op een professionele manier uit te voeren en zijn de orde enveiligheid in de inrichting in het geding. Klager is een tijdje reiniger in de inrichting geweest. Nadat zich een incident tussen klager en een medegedetineerde had voorgedaan, was hij reiniger af. Voordat klager naar de L.a.a. teVught zou worden overgeplaatst, heeft de directeur hem verteld wat er aan de hand was. Hierbij was geen sprake van formeel horen in die zin dat klager een weerwoord heeft kunnen geven. Klager reageerde verbaasd op de mededeling.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De verklaring van de directeur voor de beklagcommissie verschilt van die in het beroepschrift. Er blijkt ineens sprake van mondelinge informatie van het GRIP, naar aanleiding waarvan klager in afzondering is geplaatst. De op datmoment bestaande informatie was absoluut onvoldoende voor een dergelijke plaatsing in afzondering van klager. Er was geen sprake van informatie over bedreiging of ontvluchting. De informatie van het GRIP betreft enigszins gedateerdeinformatie over de strafzaak van klager, die niet een directe overplaatsing naar de L.a.a. rechtvaardigt. Ook de angst bij het personeel voor de reactie van klager op de overplaatsingsbeslissing vormt hiertoe onvoldoende grond. Dezeangst getuigt eerder van onkunde van het personeel van de inrichting. Het is duidelijk dat klager de mededeling over de overplaatsingsbeslissing niet leuk had gevonden, maar hier moet het personeel mee om kunnen gaan. Ze haddenbijvoorbeeld ook met de mededeling van de beslissing kunnen wachten tot een dag voor de overplaatsing van klager. Als sprake is van een bepaalde sfeer, dan is daar al enige tijd overheen gegaan, zoiets bouwt zich op. Kennelijk deedzich ineens de situatie voor dat klager te ver was gegaan. Het was klager volstrekt onduidelijk waarom hij in afzondering werd geplaatst. Concluderend wordt de inhoudelijke informatie op grond waarvan klager in afzondering isgeplaatst betwist. Bovendien bestond er geen aanleiding voor een directe overplaatsing van klager naar de L.a.a. te Vught.

Klager heeft hier nog het volgende aan toegevoegd.
In de rapportages over klager is terug te zien dat hij nooit ruzie heeft gehad in Roermond, nooit iemand heeft bedreigd of heeft gevochten. Er is eigenlijk niets gebeurd en klager wist dan ook niet waarom hij in afzondering werdgeplaatst. Tijdens een intakegesprek heeft hij naar het woonadres van een personeelslid gevraagd, omdat hij die nog van school kende. Hij vroeg alleen of die persoon nog in dezelfde plaats woonde, meer niet. Klager heeft zijnkinderen niet bij een medegedetineerde ingeschreven voor bezoek. Zijn ex-vriendin bezocht met de kinderen een medegedetineerde, haar neef. Dit wist klager niet. De kinderen kwamen toen naar klager toe. Die andere gedetineerde heefttoen een straf gekregen, maar heeft het hiertegen ingediende beklag gewonnen. Bij de sport begeleidde klager sommige gedetineerden een beetje en die pakten hun eigen spullen; dat gaat klager niet voor ze doen. Met betrekking tot hetwassen en strijken van kleding van klager door een medegedetineerde, kan klager vertellen dat dit een vriend van zijn zoon betreft. Die jongen had niets en klager had hem sportkleren geleend. Het is heel normaal dat je geleendekleren wast voordat je deze teruggeeft. Klager doet het liefst alles zelf en heeft helemaal niet nodig dat anderen voor hem werken. Daarvan was dan ook geen sprake. Klager heeft ongeveer 14 maanden in Roermond verbleven. Hij is ookreiniger geweest. Door een akkefietje op de dag vóór zijn uitspraak, werd hij reiniger af. Verder is er een woordenwisseling geweest met een medegedetineerde. Die jongen is twee meter lang en klager is veel kleiner. Het is dan nietgek dat hij een verdedigende houding aanneemt.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, Pbw. De beroepscommissie stelt vast dat klager op grond van artikel 23,eerste lid, onder a, Pbw in afzondering is geplaatst (indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is).Indien de tenuitvoerlegging van de afzondering in de inrichting of de afdeling waarin zij is opgelegd op ernstige bezwaren stuit, kan zij in een andere inrichting of afdeling worden ondergaan (artikel 25, eerste lid, Pbw).

Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat de directeur in een situatie met scheefgegroeide verhoudingen tussen klager en (een deel van) het personeel zijn verantwoordelijkheid heeft willen nemen, is zij met de beklagcommissie vanoordeel dat er onvoldoende zwaarwegende argumenten aanwezig zijn om een plaatsing in afzondering van klager te kunnen rechtvaardigen. Dientengevolge moet de beslissing tot externe tenuitvoerlegging van die afzondering op de L.a.a.Nieuw Vosseveld eveneens als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 13 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven