Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2408/GA, 6 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2408/GA

betreft: [klager] datum: 6 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Noord van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden te
‘s-Gravenhage,

gericht tegen een uitspraak van 29 september 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam, is [...], unit-directeur bij voormelde locatie , gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het wegzenden van klager bij de sport na een woordenwisseling over de verontreiniging ban een trainingsbroek.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, en bepaald dat aan klager terzake van die gegrondverklaring een tegemoetkoming toekomt.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is met name in beroep gekomen omdat de beklagcommissie heeft beslist op een klacht die geen onderdeel uitmaakte van het oorspronkelijke klaagschrift. Ter zitting heeft klager de stelling ingebracht dat zijn broekonherstelbaar vuil was geworden doordat er olieresten van de loopband op die broek waren gekomen. Klagers stelling is daarbij klakkeloos en zonder nadere onderbouwing overgenomen door de beklagcommissie. De directeur is van meningdat het oliespoor op klagers broek enkel kan zijn veroorzaakt door onjuist gebruik van het looptoestel. Het oliespoor was één rechte streep van ongeveer 10 centimeter lengte over de bilnaad. Voor de directeur staat vast dat dieverontreiniging enkel kan zijn ontstaan doordat klager op de loopband is gaan zitten. Bij de zijkanten van de loopband worden de lagers namelijk geolied. Er mag echter niet op het apparaat gezeten worden. Het betrof overigens eenwitte trainingsbroek en de verontreiniging kan niet volledig worden gereinigd.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Met de directeur oordeelt de beroepscommissie dat het oorspronkelijke beklag niet de verontreinigde trainingsbroek betreft, maar het feit dat klager van de sport is weggezonden. Nu de verontreiniging echter rechtstreeks tengrondslag heeft gelegen aan dat wegzenden, zal de beroepscommissie die grondslag beoordelen.
Tussen klager en de directeur staat als onweersproken vast dat klagers trainingsbroek is verontreinigd door olie die gebruikt wordt voor het onderhoud van een loopband. Uitgangspunt moet zijn dat voor verontreiniging van zijnkleding een gedetineerde zelf het risico draagt. Omstandigheden dit dit anders maken, zoals bijvoorbeeld onoordeelkundig onderhoud van de loopband, zijn niet aannemelijk geworden. Uit de verontreiniging van de broek valt eerder afte leiden dat klager de band niet conform de voorschriften heeft gebruikt. Dat maakt dat de beslissing van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.
Nu het beklag ongegrond zal worden verklaard, is er geen aanleiding meer voor de vaststelling van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven