Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2404/GA, 6 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2404/GA

betreft: [klager] datum: 6 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van de locatie Dordtse Poorten heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een gouden ketting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is vanuit het politiebureau overgebracht naar de locatie Dordtse Poorten in Dordrecht. Op het politiebureau zijn persoonlijke eigendommen in een doorzichtige plastic zak gedaan. Klager heeft toen nog gevraagd om zijn sleutelsuit die plastic zak te mogen halen. Daarop is die zak geopend, zijn de sleutels er uit gehaald en vervolgens is de zak met de resterende inhoud in een tweede doorzichtige plastic zak gedaan, welke zak werd afgesloten. Klager heeftvoordien de inhoud van die zak nagekeken en voor die inhoud getekend. Toen klager bij de locatie Dordtse Poorten binnenkwam kreeg hij van de badmeester een papieren enveloppe met de mededeling dat hij dat maar op zijn cel moestnakijken. Klager heeft toen gezegd de inhoud op de badafdeling te willen controleren. In de papieren enveloppe zaten klagers goederen. Klager heeft een en ander gecontroleerd en geconstateerd dat niet alle voorwerpen die hij op hetpolitiebureau in de plastic zak had gezien, aanwezig waren. Klager heeft enkel de binnenste plastic zak in de inrichting gezien. De (buitenste) afgesloten plastic zak heeft klager op de badafdeling niet meer gezien. Als de directeurzegt dat er meer afwijkingen waren ten opzichte van de door klager getekende lijst dan is dat feitelijk onjuist. In de plastic zak van de politie zaten vijf bankpasjes en twee visitekaartjes. Als de badmeester daar zeven pasjes vanmaakt, is dat voor zijn rekening. Waar een hanger wordt vermeld betreft het een hanger en een ketting. Klager is van mening dat er mogelijk onjuistheden worden vermeld om onregelmatigheden te verbloemen. Klager is van mening datzijn ketting, die hij als verjaardagscadeau van zijn ouders had gekregen en die een waarde heeft van € 225,-, is gestolen. Hij vindt het erg dat geprobeerd wordt die diefstal goed te praten.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat tussen de directeur en klager het volgende vast: (1) klager heeft zijn voorwerpen in de locatie Dordtse Poorten niet ontvangen in de verpakking waarin hij die voorwerpen hadachtergelaten in het politiebureau; (2) er zijn verschillen tussen de inhoud van de fouilleringszak/papieren zak en de fouilleringslijst; (3) klager is niet in de gelegenheid gesteld om in tegenwoordigheid van een personeelslid deinhoud van de zak te controleren. Onder deze omstandigheden komt het risico van de door klager gestelde vermissing van een armband voor rekening en risico van de directeur van de inrichting. Hetgeen hiervoor is overwogen maakt datde uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een financiële tegemoetkoming voor het door hem ondervonden ongemak. De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvanandere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden totde civiele rechter.
De beroepscommissie acht in dit geval een tegemoetkoming van € 50,- op zijn plaats.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven