Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2733/JA, 5 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2733/JA

betreft: [klager] datum: 5 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) ’t Nieuwe Lloyd te Amsterdam, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen de vaststelling van een tegemoetkoming van € 10,= door de alleensprekende beklagrechter bij de inrichting, gedaan ten behoeve van [...], geboren op [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 december 2004, gehouden in de inrichting, is gehoord de heer [...], adjunct-directeur bij de inrichting.
Klager, die inmiddels in vrijheid is en op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 10,= vastgesteld vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag over zijn kamerplaatsing op 29 oktober 2004 wegens personeelstekort, op de gronden als in de aangehechte uitspraakweergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is het beroep als volgt toegelicht.
De toegekende tegemoetkoming is buitenproportioneel en onredelijk. Het betreft bijna een verviervoudiging van het door de beroepscommissie in dit soort zaken vastgestelde bedrag van € 2,25 per dag. De directie vindt absoluut datgeen kamerplaatsingen wegens personeelstekort dienen plaats te vinden, maar was daartoe genoodzaakt door een ziekteverzuim van 13 à 14 % onder de 19 groepsleiders van de inrichting. Een normaal ziekteverzuim ligt rond 7,8 %.Uiteindelijk is besloten de noodklok te luiden en de minister aan te geven dat het terugbrengen van capaciteit een gepaste maatregel zou zijn. De minister heeft gelukkig daartoe besloten. Per 25 oktober 2004 is vermindering van decapaciteit van 66 naar 44 plaatsen aangekondigd, die kort daarop is gerealiseerd door sluiting van een unit en halvering van twee units. De minister heeft de commissie van toezicht bij de inrichting terzake ingelicht bij deovergelegde brief van 15 november 2004. Sinds 1 november 2004 is er geen sprake meer van kamerplaatsingen wegens personeelsgebrek.
De beslissing van de beklagrechter lijkt in belangrijke mate te zijn ingegeven door de wens de besluitvorming van de minister te beïnvloeden. De tegemoetkoming is door de wetgever echter bedoeld voor individuele zaken, waarin eenrechtsgevolg niet meer ongedaan te maken is en vaak een bedrag wordt vastgesteld volgens de maatstaf van het wekelijkse zakgeld à € 1,33 per dag. De verwijzingen van de beklagrechter naar het volwassenentraject en de wegens formelegegrondverklaring toegekende tegemoetkomingen zijn niet overtuigend. Het is pedagogisch onjuist om financiële tegemoetkomingen toe te kennen.

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op het beroep van de directeur.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door de jeugdige ondervonden ongemak. In ditgeval heeft klager op 29 oktober 2004 wegens personeelstekort te lang op zijn kamer moeten verblijven.
De beklagrechter heeft overwogen dat het door de beroepscommissie in een andere zaak (02/0078/JA d.d. 8 april 2002) vastgestelde bedrag van € 2,25 per dag voor een onrechtmatige kamerplaatsing als de onderhavige in dit geval nietmeer als juist kan worden aangemerkt in het licht van het sindsdien explosief gestegen aantal structurele kamerplaatsingen wegens personeelstekort.
Gegeven de omstandigheden, zoals bekend ten tijde van de beslissing van de beklagrechter van 11 november 2004, is het vaststellen van een verhoging van de toe te kennen financiële tegemoetkoming wegens recidiverende kamerplaatsingenop zich niet onbegrijpelijk. Inmiddels is echter gebleken dat de capaciteit van de inrichting van 66 naar 44 plaatsen is teruggebracht, waardoor in de maand november geen kamerplaatsingen meer hebben plaatsgevonden, alsmede dat erverdere structurele maatregelen zijn aangekondigd. In het licht daarvan komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming onjuist is. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie zal een lagere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 2,25.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en stelt de tegemoetkoming voor klager vast op € 2,25.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. F.G.A. ten Siethoff, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 5 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven