Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2698/GB, 21 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2698/GB
Betreft: [klager] datum: 21 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 oktober 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 13 februari 2003 gedetineerd. Na een verblijf in het huis van bewaring (h.v.b.) Grave is hij overgeplaatst naar de zeer beperkt beveiligde inrichting Maashegge te Overloon. Vanuit deze inrichting is hijgeselecteerd voor deelname aan een p.p.. Op 1 juni 2004 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij het Penitentiair Coördinatie – en Trainingscentrum (PCT) Breda. Op 18 oktober 2004 is beslist totbeëindiging van deelname aan het p.p. Op 26 oktober 2004 is hij geplaatst naar het h.v.b. De Boschpoort te Breda.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 15 mei 2003 en de wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 14 januari 2005.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met het feit dat hij vanuit het p.p. is teruggeplaatst in een h.v.b. Door deze beslissing van de selectiefunctionaris zal klager alles wat hij nog heeft, kwijtraken. Klager is geen crimineel. Hij is inFrankrijk veroordeeld voor feiten die hij niet gepleegd heeft. Door een en ander is klager zijn partner, die echtscheiding heeft gevraagd, kwijt geraakt. Klager heeft enkel nog zijn kinderen en daar wil hij alles voor doen. Klagervindt het heel erg dat hij het kerstfeest en nieuwjaar niet samen met zijn (nog jonge) kinderen mag vieren. Klager is het niet eens met de inhoud van het rapport van het PCT Breda. Klager wordt in dat rapport ten onrechte van dingenbeschuldigd die hij nooit gedaan heeft. Klager voelt zich door de rapportrice belasterd. Klager heeft ook geen last van zelfmedelijden, hij heeft veel verdriet van hetgeen hem en zijn kinderen overkomt, dat is iets anders. Alsklager op 14 januari 2005 uit detentie wordt ontslagen, zal hij nooit meer een gevangenis van binnen zien.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is uit het p.p. geplaatst. Redenen daarvoor zijn dat klager zich blijkens het rapport van het PCT Breda meerdere malen niet heeft gehouden aan de regelgeving van de p.i. Ook is hij meerdere malen gewaarschuwd; klager vond hetkennelijk niet nodig om zich te conformeren aan de geldende regels. Voorts heeft klager tijdens een gesprek met de rapportrice een op zijn minst provocerende houding aangenomen.

3.3. Omtrent klager is door een groepswerker van het PCT Breda schriftelijk verslag opgemaakt en is geadviseerd tot beëindiging van het p.p.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Uit het schriftelijke verslag van de groepswerker van het PCT Breda kan, voor zover hier van belang, het volgende blijken.
Klager is een aantal malen telefonisch niet bereikbaar geweest, terwijl met hem afgesproken was dat hij telefonisch steeds bereikbaar diende te zijn.
Als zijn mentor een datum voor een gesprek met klager wenste te maken, probeerde klager de eenmaal gemaakte afspraak steeds te verzetten dan wel af te zeggen. Klager heeft een aantal malen niet doorgegeven dat hij ziek thuisverbleef. Met hem was afgesproken dat hij ziekmeldingen zelf zou doorgeven. Toen klager zich met betrekking tot die punten diende te melden, verscheen hij te laat en kon hij geen gegronde reden geven voor het niet bij het PCT Bredaziekmelden. Tijdens een periode waarin hij zich ziek had gemeld, is hij met zijn zoontje gaan karten op een industrieterrein. Klager wist dat hij tijdens ziekte verplicht thuis diende te blijven. Klagers werkgever in het p.p. heeftaangegeven geen toekomst te zien met klager. Klager heeft op 12 oktober 2004 tegenover zijn mentor aangegeven dat hij op 13 oktober 2004 weer aan het werk zou gaan. Op 14 oktober 2004 bleek klager nog niet aan het werk te zijngegaan. Klager verbleef toen, zonder dit aan het PCT te hebben doorgegeven, thuis.
Gelet op hetgeen hiervoor is vermeld komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, nu klager niet meer voldoet aan de in artikel 9, eerste lidonder a genoemde voorwaarde, niet in strijd is met de wet en dat deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven