Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2388/GB, 21 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2388/GB

Betreft: [klager] datum: 23 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 september 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klagers raadsman, mr. R.F.M. Mullaart, heeft -na een daartoe door hem gedaan telefonisch verzoek- op 22 november 2004 zijn nadere reactie doen toekomen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de in het selectieadvies vervatte verzoek van klager om overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 12 mei 2003 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Nadat klager in maart 2002 veroordeeld was, heeft hij zich pas in oktober 2002 hoeven te melden. Na zes weken detentie is hem gratie verleend. De huidige detentie is in mei 2003 aangevangen, zodat van een snelle recidive nietgesproken kan worden.
Namens klager is hieraan nog toegevoegd dat klager zo snel mogelijk wil beginnen met beheersing van zijn agressieproblematiek, hetgeen mogelijk is vanuit een b.b.i..
Het blijkt beleid te zijn om gedetineerden die veroordeeld zijn voor een geweldsdelict niet voor overplaatsing naar een b.b.i. in aanmerking te laten komen. Klagers delicten waren gerelateerd aan voetbal- en supportersgeweld, waarklager zich in de toekomst niet meer mee wil inlaten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Reeds vier maanden nadat klager na zijn vorige detentie in vrijheid was gesteld, heeft hij zich schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Het openbaar ministerie heeft om die reden negatief geadviseerd ten aanzien van de overplaatsingnaar een inrichting met meer vrijheden. Thans wordt een overplaatsing naar een b.b.i. dan ook te vroeg geacht. Eerst na een goed verlopen algemeen verlof in het kader van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, waartoeklager in maart 2005 een verzoek kan indienen, zal bekeken worden of klager voor overplaatsing naar een b.b.i. in aanmerking kan komen.

4. De beoordeling
4.1 Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsingin een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2 In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rolspeelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van depreventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen deaard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3 De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.
Hierbij is met name in aanmerking genomen het gegeven dat klager regelmatig heeft gerecidiveerd, waarbij de laatste keer korte tijd nadat hem gratie van een eerder opgelegde gevangenisstraf was verleend.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven