Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2274/GA, 21 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 04/2274/GA

betreft: [klager] datum: 21 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 september 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 november 2004, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet verzenden van een tweetal zelfgemaakte ansichtkaarten in de maand mei 2004, gericht aan klagers kinderen, wegens de vermelding daarop van opruiende dan wel bedreigende teksten; en
b. het niet verzenden van een brief, omdat de inhoud een gevaar voor de orde en rust in de inrichting kan opleveren.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de beslissing van de directeur dat de kaarten die hij naar zijn kinderen heeft gestuurd, niet verzonden mochten worden. Klager heeft op die briefkaarten enkel enige tekeningetjes gemaakt voor zijnkinderen. Daarbij heeft hij inderdaad aangegeven dat de moeder van zijn kinderen al het geld, dat voor klagers kinderen bedoeld is, zelf opmaakt. Ook de brief, waarvan de verzending door de directeur is geweigerd, had verzondenmoeten worden. Klager had in het geheel niet de bedoeling om de inhoud van die brief op een website te laten plaatsen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is van mening dat de betreffende kaarten, waarvan zich afschriften bij de stukken bevinden, voor zich spreken. De tekeningen en teksten op die kaarten spreken van een bepaalde dreiging in de richting van de ex-partnervan klager.
Klager is in de inrichting gekomen in verband met zijn plaatsing als beperkt gemeenschapsgeschikte gedetineerde. Van hem was bekend dat hij een internetsite zou onderhouden. Eerder zijn van hem dagboekaantekeningen op het internetgeplaatst. Die aantekeningen zijn via derden naar buiten gekomen. Klager heeft een situatie gecreëerd die heeft geleid tot het nodige wantrouwen. Klager is in staat om op enigerlei wijze zijn website van inhoud te voorzien. Op diewebsite worden interne zaken van klagers verblijfsafdeling vermeld. Daardoor wordt de privacy van medegedetineerden en personeel geschonden. Klager heeft er blijk van gegeven dat er met hem daarover geen afspraken te maken zijn.Klager mag daarom geen ongecontroleerde contacten hebben buiten de inrichting. Om die reden beslist en controleert de directeur iedere vorm van contact van klager met derden buiten de inrichting. De directeur zou klager wel enigeruimte willen bieden maar er zijn daarover geen afspraken te maken met klager.

3. De beoordeling
Artikel 36, derde en vierde lid, van de Pbw, luidt als volgt:
”-3. De directeur is bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor gedetineerden toezicht uit te oefenen. Dit toezicht kan omvatten het kopiëren van brieven of andere poststukken. Van de wijzevan toezicht wordt aan de gedetineerden tevoren mededeling gedaan.
- 4. de directeur kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:
a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
b. de voorkoming van strafbare feiten;
c. de bescherming van slachtoffers of anderszins betrokkenen bij misdrijven.”

De in onderdeel a van het beklag bedoelde ansichtkaarten hebben naar het oordeel van de beroepscommissie een inhoud die voor de ex-partner van klager bedreigend van aard kan worden genoemd. De directeur heeft daarom, nu de briefvoldoet aan het in artikel 36, vierde lid aanhef en onder b van de Pbw, opgenomen criterium, op goede gronden de verzending van die ansichtkaarten kunnen tegenhouden.
Ten aanzien van het niet-verzenden van de onder b bedoelde brief geldt dat, nu de inhoud daarvan een gevaar op kan leveren voor de orde en veiligheid in de inrichting en dus is voldaan aan het criterium van artikel 36, vierde lid,aanhef en onder a, van de Pbw, de verzending daarvan eveneens op goede gronden kon worden tegengehouden.
Dit maakt dat niet kan worden gezegd dat de aangevallen beslissingen van de directeur zijn genomen in strijd met een wettelijk voorschrift, noch dat die beslissingen naar het oordeel van de beroepscommissie – bij afweging van allein aanmerking komende belangen – onredelijk of onbillijk moeten worden geacht.
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven