Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2791/GV, 20 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2791/GV

betreft: [klager] datum: 20 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 november 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft incidenteel verlof aangevraagd om op 9 november 2004 naar een afspraak te kunnen gaan op de school van zijn jongste zoon. Zijn zoon heeft problemen en er is sprake van dat hij op een andere school wordt geplaatst. Erhebben zich nog meer problemen ontwikkeld in de thuissituatie en klagers vrouw is overspannen. Zij is niet in staat om beslissingen te nemen. Zij durft dat niet, omdat er eerder veel fout is gegaan. Klager is eerder 14 dagen thuisgeweest om zijn gezin te ondersteunen en dat heeft zeer positief uitgewerkt. Hij is na afloop netjes teruggekeerd. Klager is al serieus bezig om zijn gezin zoveel mogelijk vanuit de inrichting te ondersteunen, door telefonischcontact, bezoek, begeleid bezoek met de humaniste enz. Zijn vrouw heeft aangegeven de verantwoordelijkheid niet aan te kunnen. Dit incidenteel verlof is klagers kans om de boel bij elkaar te houden. Hij heeft een netdetentieverleden, is positief bezig voor de toekomst en heeft in dat kader een opleiding afgemaakt. Klager ervaart echter steeds weer dat meer op regels gelet wordt dan op het gezin.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Aan klager is in juli 2004 om vrijwel identieke redenen 14 dagen strafonderbreking verleend. Klager is toen uitdrukkelijk verteld dat hij in de thuissituatie orde op zaken moest stellen en dat een verlenging in principe nietmogelijk is. In augustus en oktober 2004 heeft klager wederom verzoeken om strafonderbreking en incidenteel verlof gedaan. Deze verzoeken zijn afgewezen en de daartegen ingediende beroepen ongegrond verklaard. Het onderhavigeverzoek om incidenteel verlof betreft een afspraak die is gericht aan klagers vrouw en waaruit niet blijkt dat zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Uit de brief van de interne begeleider blijkt zelfs dat klagers vrouw zorgvuldig wordtbegeleid en ondersteund. De thuissituatie van klager is bekend, maar dat impliceert niet dat hem te pas en te onpas strafonderbreking en incidenteel verlof kan worden verleend. Dit brengt een detentie nu eenmaal met zich. Uit destukken blijkt dat klagers zoon door de school intensief wordt begeleid, dat hij bekend is bij de kinderpsycholoog/psychiater van het Boddeart centrum en dat er intensieve begeleiding door bureau jeugdzorg plaatsvindt. Daarnaastvindt ook begeleiding van de moeder plaats. Klager heeft de selectiefunctionaris in een persoonlijk gesprek niet kunnen overtuigen van de noodzaak voor het verlenen van incidenteel verlof. Het is duidelijk dat klager zich zorgenmaakt en dat hij moeilijk kan accepteren dat anderen, samen met zijn partner, beslissingen nemen over zijn gezin die niet overeenkomen met zijn visie. Klager is van mening dat hij daarbij sturend aanwezig moet zijn. Er zijn echtervoldoende andere communicatiemogelijkheden, zoals de telefoon, schrijven, reclassering en dergelijke om zijn visie kenbaar te maken.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk elf jaar met aftrek en drie weken, wegens overtreding van artikel 2 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 14 januari 2007. Aansluitenddient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zeven dagen op grond van de Wet Terwee en in totaal veertien dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in depersoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een gebeurtenis waarbij de aanwezigheid van klager noodzakelijk is. Zij overweegt hierbij dat de uitnodiging voor het gesprek aan klagers partner is gericht endat zij zal worden begeleid door een intern begeleider van de school. Voor en/of na het gesprek had, telefonisch of tijdens het bezoekmoment in de inrichting, overleg met klager kunnen plaatsvinden. Gelet hierop is de beslissing vande Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 20 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven