nummer: 04/2860/GV
betreft: [klager] datum: 20 december 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Bos, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 23 november 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Er zijn thans onvoldoende aanwijzingen dat een eventueel verlof geen rustig enongestoord verloop zal hebben. In oktober 2003 is klager door een administratieve fout vervroegd in vrijheid gesteld. Hij heeft enkele weken in vrijheid doorgebracht voordat hij werd aangehouden en weer ingesloten. Hij heeft in dezeperiode geen strafbare feiten gepleegd en heeft zijn werk weer opgepakt en is op vakantie naar het buitenland gegaan. Hij heeft toen dus bewezen dat hij wel degelijk het vertrouwen waard is. In juni 2003 is klagers voorlopigehechtenis door de rechtbank geschorst voor de duur van een dag. Dit zeer korte verlof is probleemloos verlopen en klager heeft zich tijdig weer gemeld bij het huis van bewaring. Klager heeft in tegenstelling tot de vorige detentiethans een vaste relatie en zal bij haar zijn verlof doorbrengen. Klagers recente verzoek tot deelname aan een penitentiair programma is ondersteund door het b.s.d., de reclassering en de officier van justitie.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft gedurende zijn vorige detentie tijdens deelname aan een penitentiair programma een delict begaan op grond waarvan hij veroordeeld is en thans gedetineerd is. Hij heeft het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad.Het plegen van een delict tijdens detentie valt klager zwaar aan te rekenen. Het verzoek is afgewezen in verband met het bepaalde in artikel 4, aanhef en onder b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Door klagers raadsman is gesteld dat de reclassering en de officier van justitie positief hebben geadviseerd terzake van verlofverlening. Door de selectiefunctionaris is dit niet betwist.
De politie Noord-Holland Noord is door de locatie Lelystad verzocht om advies omtrent de verlofaanvraag uit te brengen waarbij is gesteld dat, indien binnen twee weken geen reactie zou zijn ontvangen, aangenomen wordt dat het adviespositief is. De politie Noord-Holland Noord heeft niet nader gereageerd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, meermalen gepleegd. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 juni 2005.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klager is gedurende zijn vorige detentie in een penitentiair programma geplaatst en heeft, terwijl hij aan het penitentiair programma deelnam, de strafbare feiten gepleegd waarvoor hij thans gedetineerd is. Vervolgens is klagersvoorlopige hechtenis geschorst van 23 juni 2003 tot en met 24 juni 2003 en is hij, als gevolg van een administratieve fout, van 4 oktober 2003 tot en met 29 oktober 2003 met incidenteel versneld ontslag gestuurd. Het verblijf buitende inrichting is zonder incidenten verlopen. In de omtrent klager uitgebrachte inrichtingsrapportage wordt zijn gedrag zeer positief omschreven en gesteld dat klager zich houdt aan gemaakte afspraken.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris om klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting af te wijzen, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen en met name gelet op klagers zeer positieve gedrag in de inrichting en de probleemloze wijze waarop zijn verblijf buiten de inrichting nadien is verlopen, als onredelijk en onbillijk dient teworden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van debestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 december 2004
secretaris voorzitter