Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2398/TA, 17 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 04/2398/TA

betreft: [klager] datum: 17 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 september 2004 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord [...], stafmedewerker juridische zaken

Klager heeft schriftelijk kenbaar gemaakt dat, indien er geen individueel vervoer voor hem geregeld zou worden, hij de voorkeur geeft aan schriftelijke afhandeling van het beroep.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de weigering van telefoongesprekken tussen klager en zijn echtgenote vanaf 10 mei 2004;
b. verlenging van a. ingaande op 8 juni 2004;
c. verlenging van a. ingaande op 7 juli 2004;
d. verlenging van a. ingaande op 5 augustus 2004 en beëindigd op 23 augustus 2004.

De beklagcommissie heeft het beklag voor wat betreft onderdeel d. formeel gegrond en voor wat het overige betreft ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Door de inrichting zijn foutieve en leugenachtige verklaringen gegeven. Dit is aantoonbaar. Volgens de inrichting heeft hetslachtoffer om een belverbod gevraagd, maar dit is niet juist. Het is voortgesproten uit de fantasiewereld van de desbetreffende SDB-er en de behandelcoördinator. Zij hebben het slachtoffer in een dermate moeilijke positie gebrachtdat haar woorden in de mond zijn gelegd. Beiden willen dat het slachtoffer in therapie gaat, terwijl zij niet eens veroordeeld is door de rechtbank. De inrichting hanteert de regel dat, als slachtoffers weigeren om in therapie gaan,de dader geen verlof of mogelijkheden krijgt om naar huis te gaan. Schriftelijke afhandeling verdient klagers voorkeur.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Begin 2004 ontstonden er in toenemende mate wrijvingen tussen klager en zijn vrouw. Klagers vrouw wilde eentime-out. Op verzoek van klagers vrouw is besloten afstand mogelijk te maken tussen de echtgenoten en is klager verstaan gegeven dat hij niet met zijn vrouw mocht bellen. Bij direct contact tussen klagers vrouw en kliniekmedewerkersis op meerdere momenten door haar aangegeven dat zij ernstige problemen ervoer in de relatie en afstand wilde houden. De maatregel is om die reden verlengd op respectievelijk 8 juni 2004, 7 juli 2004 en 5 augustus 2004. In deperiode rond 5 augustus 2004 ontving de inrichting brieven van klagers vrouw, waaruit bleek dat zij telefonisch contact geïnitieerd door haar partner niet langer onprettig of onveilig vond. In hoeverre hiertoe druk van haar partneris uitgeoefend, is onduidelijk. De behandelcoördinator heeft de situatie even willen aankijken, maar heeft uiteindelijk besloten om de maatregel op te heffen. Hoewel daar eerder toe besloten was, is klager pas hiervan op 23 augustus2004 op de hoogte gebracht middels een schriftelijke mededeling.

3. De beoordeling
Ingevolge het bepaalde in artikel 38, derde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting bepalen dat het voeren van telefoongesprekken of een bepaald telefoongesprek telkens voor een periode van ten hoogste vier weken wordt geweigerd,indien dit noodzakelijk is met het oog op onder meer de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begaan misdrijf.

Ex artikel 54, eerste lid aanhef en onder d., Bvt ontvangt de verpleegde onverwijld, schriftelijk een met redenen omklede mededeling betreffende de weigering van het voeren van telefoongesprekken.

De weigering tot het voeren van telefoongesprekken met klagers echtgenote, onderdeel a., is ingegaan op 10 mei 2004 om 10.00 uur. Nu de mededeling aan klager is uitgereikt op 11 mei 2004 om 17.00 uur is de beslissing nietonverwijld aan klager uitgereikt, terwijl er geen reden is aangevoerd voor de late mededeling van de beslissing. Dit zal tot formele gegrondheid van onderdeel a. van het beroep en beklag leiden.

Verlenging van de onder a. vermelde beslissing, die was ingegaan op 10 mei 2004, heeft plaatsgevonden op 8 juni 2004. Dat is, met inbegrip van de dag van ingang de dertigste dag. Aangezien de maatregel van telefoonweigeringaansluitend aan de vorige is uitgevoerd, is de eerste maatregel derhalve opgelegd voor een periode van 29 dagen. Nu uit bovenvermeld artikel 38, derde lid, Bvt volgt dat een dergelijke weigering slechts voor een periode van tenhoogste vier weken (28 dagen) kan worden opgelegd, is het beroep ook om deze reden voor wat betreft onderdeel a. van het beroep en beklag formeel gegrond.

De onder b. en c. vermelde beslissingen hebben geduurd respectievelijk van 8 juni tot en met 6 juli 2004 en vanaf 7 juli 2004 tot en met 4 augustus 2004 en zijn derhalve eveneens voor een periode van telkens 29 dagen opgelegd,hetgeen in strijd is met het onder artikel 38, derde lid, van de Bvt bepaalde. Ten aanzien van deze onderdelen dient het beroep en het beklag eveneens formeel gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht onvoldoende termen aanwezig om aan klager vanwege de formele gegrondverklaring van het beroep vermeld onder a., b. en c. een tegemoetkoming toe te kennen.

Ten aanzien van onderdeel d. heeft de beklagcommissie het beklag formeel gegrond verklaard. In de toelichting d.d. 27 oktober 2004 is namens het hoofd van de inrichting gesteld dat deze procedurele fout ten aanzien van de uitreikingwordt erkend. Klagers beroep strekt zich niet uit tot de formele gegrondverklaring van dit onderdeel.

Voor het overige is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve materieel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft onderdeel a., b. en c. formeel gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog formeel gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Verklaart het beroep voor het overige materieel ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 december 2004

secretaris voorzitter

nummer: 04/2398/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 15 november 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. C.L. van den Puttelaar.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord is [...], stafmedewerker juridische zaken

Klager heeft schriftelijk kenbaar gemaakt dat, indien er geen individueel vervoer voor hem geregeld zou worden, hij de voorkeur geeft aan schriftelijke afhandeling van het beroep.

Door klager is - zakelijk weergegeven – in beroep schriftelijk het volgende aangevoerd.
Door de inrichting zijn foutieve en leugenachtige verklaringen gegeven. Dit is aantoonbaar. Volgens de inrichting heeft het slachtoffer om een belverbod gevraagd, maar dit is niet juist. Het is voortgesproten uit de fantasiewereldvan de desbetreffende SDB-er en de behandelcoördinator. Zij hebben het slachtoffer in een dermate moeilijke positie gebracht dat haar woorden in de mond zijn gelegd. Beiden willen dat het slachtoffer in therapie gaat, terwijl zijniet eens veroordeeld is door de rechtbank. De inrichting hanteert de regel dat, als slachtoffers weigeren om in therapie gaan, de dader geen verlof of mogelijkheden krijgt om naar huis te gaan. Schriftelijke afhandeling verdientklagers voorkeur.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard. Begin 2004 ontstonden er in toenemende mate wrijvingen tussen klager en zijn vrouw. Klagers vrouw wilde een time-out. Op verzoek vanklagers vrouw is besloten afstand mogelijk te maken tussen de echtgenoten en is klager verstaan gegeven dat hij niet met zijn vrouw mocht bellen. Bij direct contact tussen klagers vrouw en kliniekmedewerkers is op meerdere momentendoor haar aangegeven dat zij ernstige problemen ervoer in de relatie en afstand wilde houden. De maatregel is om die reden verlengd op respectievelijk 8 juni 2004, 7 juli 2004 en 5 augustus 2004. In de periode rond 5 augustus 2004ontving de inrichting brieven van klagers vrouw, waaruit bleek dat zij telefonisch contact geïnitieerd door haar partner niet langer onprettig of onveilig vond. In hoeverre hiertoe druk van haar partner is uitgeoefend, isonduidelijk. De behandelcoördinator heeft de situatie even willen aankijken, maar heeft uiteindelijk besloten om de maatregel op te heffen. Hoewel daar eerder toe besloten was, is klager pas hiervan op 23 augustus 2004 op de hoogtegebracht middels een schriftelijke mededeling.

secretaris voorzitter

Naar boven