Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2684/GV, 10 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2684/GV

betreft: [klager] datum: 10 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 oktober 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft op dit moment geen openstaande strafzaak. Klager kan dit aantonen dooreen brief, welke hij heeft opgevraagd bij het openbaar ministerie in het arrondissement Roermond. Het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) heeft aangegeven eerst meer inlichtingen te willen verkrijgen van de politie teVenlo. Klager is het daar niet mee eens, omdat niet de politie maar de officier van justitie uitmaakt of een strafrechtelijk onderzoek tegen klager wordt gestart. Er is dus geen reden om het verzoek om algemeen verlof af te wijzen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft op 15 oktober 2004 verzocht om algemeen verlof op 22 november 2004. Dit verzoek is afgewezen omdat hij zich - blijkens de verkregen inlichtingen - tijdens een regimair verlof heeft schuldig gemaakt aan het plegen vanernstige strafbare feiten. De politie heeft met klem verzocht om aan klager geen vrijheden meer te verlenen. Ook heeft de inrichting een negatief verlofadvies uitgebracht. Op 22 november 2004 is door de politie te Venlo desgevraagdaangegeven dat een en ander nog steeds in onderzoek was.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Geerhorst te Sittard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens overtreding van het bepaalde in de artikelen 180 en 420 van het Wetboek van Strafrecht en het bepaalde in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Dewettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 21 oktober 2005.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Blijkens de inlichtingen van de selectiefunctionaris is klager eerder - tijdens een regimair verlof vanuit zijn verblijf in de beperkt beveiligde inrichting Maashegge - in contact gekomen met de politie van de gemeente Venlo,terzake de verdenking van het plegen van (ernstige) strafbare feiten. Klager heeft niet ontkend tijdens dat verlof in aanraking te zijn geweest met de politie. Naar aanleiding van een en ander is klager overgeplaatst naar eennormaal beveiligde inrichting. De selectiefunctionaris heeft desgevraagd nog aangegeven dat de politie Venlo de zaak tegen klager in onderzoek heeft en hangende dat onderzoek geen enkele schriftelijke mededeling daaromtrent wenst tedoen. Hoewel er formeel thans nog geen sprake is van een tegen klager openstaande (straf)zaak, laat dit onverlet dat de selectiefunctionaris onder deze omstandigheden onvoldoende vertrouwen mocht hebben in een ongestoord verloop vanhet verlof.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister nietin strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998,nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven