Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2352/GB, 10 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2352/GB

Betreft: [klager] datum: 10 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 september 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Buitenhegge te Overloon afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 3 december 2003 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Grave. Op 6 augustus 2004 is hij geplaatst in de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 3 juni 2004. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 januari 2005.

2.3. Bij uitspraak van 2 december 2004, met nummer 04/2353/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 20 september 2004 van debeklagcommissie bij de p.i. Vught betreffende een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in de eigen cel wegens een positieve uitslag van een urinecontrole, ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de z.b.b.i. Buitenhegge als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om overplaatsing naar de z.b.b.i. Buitenhegge is door de selectiefunctionaris afgewezen, omdat klager een positieve uitslag had na een urinecontrole. Terzake van die positieve uitslag is hij al gestraft door dedirecteur met een straf van zeven dagen opsluiting in de eigen cel. Door nu zijn verzoek om overplaatsing af te wijzen, wordt klager dubbel gestraft. Dat geldt temeer omdat klager weliswaar een positieve uitslag van de urinecontroleheeft gehad, maar nooit drugs heeft gebruikt. Klager kan als enige verklaring bedenken dat er iets is misgegaan bij de behandeling van de urinemonsters.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een z.b.b.i. Gelet op een recente positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van harddrugs, is het verzoek afgewezen. Blijkens de selectierapportage van de inrichting is klagervan mening er in te zijn geluisd door medegedetineerden. Hij wil daar echter verder niet over praten en aanvaardt daarom kennelijk de consequenties daarvan.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen voor plaatsing in een zeer beperktbeveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die tenminste de helft van de opgelegdevrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan f. 500,= hebben openstaan, een strafrestant hebben van tenminste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken overeen aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Naar aanleiding van een positieve uitslag van een urinecontrole d.d. 23 augustus 2004, waarbij sporen van opiaten (te weten een hoeveelheid van 1276 ng/ml) zijn gevonden, is klager disciplinair gestraft. Tegen die beslissingheeft klager beklag en beroep ingesteld. De beroepscommissie heeft op 2 december 2004 het beklag ongegrond verklaard. Die uitspraak is onherroepelijk.
In artikel 2, tweede lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (2 juni 1999, nummer 726428/98/DJI), welke op 15 juni 1999 in werking is getreden, is bepaald dat het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen eencontra-indicatie vormt voor een plaatsing of overplaatsing in het kader van de detentiefasering en de toekenning van verlof of strafonderbreking. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de op de onder 3.2 genoemde grondengebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven