Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2234/GA, 9 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2234/GA

betreft: [klager] datum: 9 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 augustus 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Overmaze te Maastricht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voorzover in beroep aan de orde:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van 3 dagen opsluiting in een cel niet zijnde een strafcel, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 maanden;
b. het niet verstrekken van kosjere voeding;
c. de wijziging in het dagprogramma;
d. het medisch handelen van de inrichtingsarts en –tandarts.

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft de onderdelen a en b ongegrond verklaard
en klager wat betreft de onderdelen c en d niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard, op de
gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de uitspraak en vraagt zich af waarom hij tijdens de Joodse feestdagen niets ontvangt. Hij ontvangt nooitsalade en de hoeveelheden zijn ook te gering.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in
beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Wat betreft het onderdeel van het beroep over de niet verstrekking van kosjer voedsel tijdens feestdagen en de verstrekking van kleine porties voedsel, heeft klager eerder een klaagschrift ingediend. In beroep heeft deberoepscommissie op 26 november 2004 onder kenmerk 04/1925/GA geoordeeld dat klager conform de richtlijnen met betrekking tot Joodse ingeslotenen in justitiële inrichtingen (d.d. 9 januari 2001, kenmerk 5063490/00/DJI) kosjer etenverstrekt krijgt. De beroepscommissie heeft in beroep het beklag vervolgens ongegrond verklaard. In de onderhavige beroepszaak worden door klager ten aanzien van deze klacht geen andere of nieuwe feiten naar voren gebracht, zodatdit onderdeel van het beroep ongegrond moet worden verklaard. Wat betreft de overige onderdelen van het beroep komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeftbeslist. Het beroep zal ook op deze onderdelen ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 9 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven