nummer: 04/2717/GV
betreft: [klager] datum: 6 december 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...]
gericht tegen een op 3 november 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is getrouwd en heeft drie kinderen thuis. Hij had een jaarcontract bij zijn werkgever. Ze redden het thuis financieel niet. Klager is bij verstek veroordeeld voor oplichting; hij was niet op de hoogte van de rechtszaak. Zijnadvocaat heeft de beroepstermijn laten verlopen. Voor de opgelegde verplichting tot betaling van schadevergoeding heeft klager een regeling getroffen met het CJIB te Leeuwarden. Hij is bij een verkeerscontrole aangehouden en toenkwam de gevangenisstraf aan het licht. Klager heeft strafonderbreking gevraagd, omdat hij een gratieverzoek wil indienen zodat de gevangenisstraf wordt omgezet in een werkstraf met als reden dat dit de eerste keer is en vanwege degezinssituatie. Klager heeft geen oproep gekregen om zich te melden.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager vraagt een strafonderbreking in verband met een door de reclassering ingediend gratierekest wegens gewijzigde persoonlijke omstandigheden. Dit verzoek valt niet onder de gestelde regelgeving.
Op klagers verzoek om strafonderbreking is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Nieuw Vosseveld te Vught heeft negatief geadviseerd. De motivering van het verzoek vormt nooit zonder meer aanleiding voor het verlenen van een langdurige strafonderbreking.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf maanden, wegens oplichting meermalen gepleegd. De einddatum valt op 3 maart 2005.
Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer,dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
De beroepscommissie stelt vast dat namens klager het verzoek is gedaan om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor bepaalde tijd te schorsen, zodat de beoordeling van een door de reclassering in te dienen gratieverzoek kanworden afgewacht. Dit verzoek is aangemerkt als een verzoek om strafonderbreking en is door de selectiefunctionaris afgewezen. De beroepscommissie is van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden in de persoonlijkesfeer, zoals bedoeld in voornoemd artikel 34 van de Regeling, op grond waarvan strafonderbreking kan worden verleend. Zij merkt hierbij op dat de Minister van Justitie op grond van artikel 559a van het Wetboek van Strafvordering bijde indiening van een gratieverzoek kan worden gevraagd de verdere tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te schorsen in afwachting van de beslissing op het gratieverzoek. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijdmet de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 6 december 2004
secretaris voorzitter