Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2220/GB, 22 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak




Nummer: 04/2220/GB

Betreft: [klager] datum: 22 november 2004



De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 september 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing de ingangsdatum van het penitentiair programma/elektronisch toezicht (PP/ET) te bepalen op 31 december 2004 ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 2 april 2003 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichtingen Noord-Holland-Noord, locatie Westlinge te Heerhugowaard, waar een regime van algehele gemeenschap geldt en welke locatie een zeer beperktbeveiligingsniveau heeft.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Op 21 juli 2004 heeft klager een selectiebeslissing gekregen, waarin stond vermeld dat de ingangsdatum van het PP was vastgesteld op 31 december 2004 en dat hij plaatsbaar was voor PP/ET vanaf 10 september 2004.
Bij binnenkomst in de locatie Westlinge heeft klagers mentor op verzoek van klager de data gecontroleerd bij alle betrokken instanties, waaronder het BSD en de afdeling bevolking en bevestigd dat de data klopten. Ook klagerscontactpersoon bij de buitenreclassering was op de hoogte van deze data en heeft deze naar klager en zijn gezin bevestigd. Op 27 augustus 2004 is de contactpersoon van de buitenreclassering bij klagers gezin geweest teneinde allester voorbereiding van klagers PP door te spreken. Klager is voor de eerste maal gedetineerd en ging er bij het zien van de twee verschillende data van uit dat hij in een zgn. stapeltraject zat. Door de, naar later bleek onjuiste,datering in de selectiebeslissing is bij klager en zijn gezin de verwachting gewekt dat zijn PP/ET traject, waarvoor veel zaken in gang zijn gezet, op 10 september 2004 zou aanvangen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In de aanvankelijke selectiebeslissing van 21 juli 2004 stonden twee verschillende data vermeld als begindatum van het PP dan wel PP/ET traject. De in het tweede gedeelte van de beslissing genoemde datum van 10 september 2004 isonjuist. Door een personeelslid zou de datum bij verscheidene instanties gecontroleerd zijn. Helaas is verzuimd navraag te doen bij degene die de beslissing genomen heeft. Overigens had klager mede op basis van de selectie- enreclasseringsrapportage kunnen weten dat de ingangsdatum 1 januari 2005, door de selectiefunctionaris in verband met nieuwjaarsdag vervroegd naar 31 december 2004, moest zijn. Bij beslissing van 2 september 2004 heeft deselectiefunctionaris de eerdere beslissing gerectificeerd in die zin dat als ingangsdatum van PP en van PP/ET 31 december 2004 is aangegeven.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich middels de stukken voldoende ingelicht; zij zal daarom het verzoek van klager om hem persoonlijk te horen niet honoreren.

4.2. De locatie Westlinge is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een zeer beperkt beveiligingsniveau.

4.3. De beroepscommissie stelt voorop dat de in de selectiebeslissing opgenomen foutieve datum van 10 september 2004 naast de juiste datum van 31 december 2004 getuigt van een onzorgvuldige werkwijze. Dit kan er echter niet toeleiden dat het PP/ET traject voor klager, op basis van het bij klager opgewekte vertrouwen, per 10 september 2004 zou dienen aan te vangen.
Hiertoe is in de eerste plaats redengevend dat ingevolge artikel 4, tweede lid van de Pbw, aan een penitentiair programma kan worden deelgenomen gedurende ten hoogste een zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf direct voorafgaandaan de datum van invrijheidstelling. Op basis hiervan gaat klagers traject in per 1 januari 2005. Klager wordt geacht van deze wettelijke bepaling op de hoogte te zijn. Daarnaast staat zowel in de selectie- als in dereclasseringsrapportage, conform de hiervoor genoemde wettelijke bepaling, als ingangsdatum voor PP/ET 1 januari 2005 vermeld.
Tot slot had het op de weg van klager gelegen zijn twijfel omtrent de datum van 10 september 2004 voor te leggen aan de selectiefunctionaris in plaats van dit na te laten kijken door een medewerker van de locatie dan wel eenreclasseringsmedewerker.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is gelet op het vorenoverwogene niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk ofonbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 22 november 2004

Naar boven