Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1825/GM, 25 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1825/GM

betreft: [klager] datum: 25 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Overijssel, locatie Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 15 juli 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 oktober 2004, gehouden in de p.i. Vught te Vught, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Overijssel, locatie Zwolle, is niet ter zitting verschenen en heeft schriftelijk bericht te blijven bij zijn tegenover de medisch adviseur ingenomen standpunt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek d.d. 6 juni 2004 om bemiddeling aan de medisch adviseur en voorzover in beroep van belang, betreft uitschelden door de inrichtingsarts en het weigeren klager een CT-scan te laten ondergaan.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in de stukken zijn klacht - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
De medische dienst maakt klager uit voor “gek”, beschouwt hem als paranoïde schizofreen. Klager vindt deze aanduidigen beledigend. Hij meent dat hij wellicht hersenletsel heeft opgelopen, omdat hij ooit zwaar mishandeld is. Hijheeft de medische dienst gevraagd onderzoek naar zodanig letsel te laten verrichten in het ziekenhuis. De inrichtingsarts weigert echter hieraan zijn medewerking te verlenen.
Ter zitting heeft klager voorts het volgende aangevoerd.
Hij wordt er van beschuldigd geestesziekten te hebben, maar die heeft hij niet. Hij is in eerste aanleg tot tbs veroordeeld en is in beroep gegaan omdat hij niet geestesziek is. Het Pieter Baan Centrum heeft hem goedgekeurd, heeftgeen tbs geadviseerd, maar desondanks heeft de rechtbank tbs opgelegd. De achtergrond daarvan zou kunnen zijn dat het maatschappelijk, of politiek, goed klinkt om tbs op te leggen.
Klager ervaart zijn lichaam wel als gezond, maar er zou wellicht een tumor in zijn hersenen aanwezig kunnen zijn, of een gebrek in zijn hart, waardoor zijn gedrag is beïnvloed. Klager heeft vroeger hartklachten, een beroerte, gehad.Hij heeft twee jaar geleden letsel aan zijn hoofd opgelopen toen hij in de p.i. De Marwei hard op zijn hoofd is geslagen. Eerder heeft hij al eens een hersenbloeding gehad, nadat een adertje in zijn hoofd was geknapt. Als men vaakhoofdpijn heeft, zou dit op het bestaan van een tumor kunnen duiden.
Klager heeft om een CT-scan van zijn hoofd èn een hartfilmpje gevraagd maar de artsen, waaronder ook de arts van de p.i. De Grittenborgh, waar hij thans op de individuele begeleidingsafdeling verblijft, weigeren deze onderzoeken telaten verrichten. Klager ergert zich verschrikkelijk aan de medische diensten die hem, gemakzuchtig want zonder enig bewijs, voor gek verklaren.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Hij heeft klager niet uitgescholden voor gek of schizofreen. Klager wenst een CT-scan van zijn hoofd te laten maken en heeft ook verwijzing naar de neuroloog gevraagd. Hierop is niet ingegaan omdat hiervoor geen indicatie aanwezigis. Klager heeft geen relevante klachten of verschijnselen, zijn problematiek ligt niet op het somatische vlak. Klager is meermalen uitgebreid in het psychomedisch overleg (p.m.o.) besproken. Het p.m.o. heeft ook geen redenengevonden voor de gewenste medische handelingen. De inrichtingsarts heeft klager met betrekking tot het tbs-advies (bedoeld is kennelijk het opleggen van tbs met dwangverpleging door de rechtbank, beroepscommissie) aangeraden viazijn advocaat een medisch specialistische contra-expertise te laten verrichten.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat de behandeling in beroep(slechts) betreft het opnieuw onderzoeken van het medisch handelen dat in het bemiddelingsverzoek aan de medisch adviseur is voorgelegd. Klagers klachten over weigeringeen hartfilmpje te laten maken en handelen van de arts van de p.i. De Grittenborgh vallen derhalve buiten het kader van de behandeling van het voorliggende beroep.

Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank tot oplegging van de tbs-maatregel. Dat hij geestesziek zou zijn is zijns inziens niet aangetoond.
Uit het onderzoek van de beroepscommissie is niet kunnen blijken dat de inrichtingsarts tot een diagnose over klagers geestesgesteldheid is gekomen. Aannemelijk is wel dat de inrichtingsarts rekening heeft gehouden met demogelijkheid van een psychische stoornis bij klager. Niet kan worden vastgesteld dat dienaangaande van een denigrerende bejegening sprake is geweest. Voorts is aan de beroepscommissie niet gebleken van een medische indicatie voorhet laten maken van de door klager gewenste CT-scan. Het onthouden door de inrichtingsarts aan klager van zodanig onderzoek, welke beslissing bovendien uit oogpunt van zorgvuldigheid is getoetst in het psychomedisch overleg van deinrichting, kan daarom niet als onjuist of onzorgvuldig worden aangemerkt.
Dit brengt mee dat het beroep ongegrond zal worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, en de leden M.F. van Brederode-Zwart, huisarts, en F.M.M. van Exter, huisarts, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op25 november 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven