Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1764/GM, 24 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1764/GM

betreft: [klager] datum: 24 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], gedetineerde, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwegein te Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 16 juli 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 oktober 2004, gehouden in de p.i. Vught te Vught, is klager gehoord met behulp van een tolk in de Chinese taal.

De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Nieuwegein is niet ter zitting te verschenen, zonder bericht van verhindering.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek van 23 april 2004 om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft onjuiste behandeling door de inrichtingsarts van klachten over verstopping van de neus.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in het verzoek om bemiddeling d.d. 23 april 2004 - zakelijk weergegeven - het volgende aangegeven.
Hij verblijft sinds twee jaar in de p.i. Nieuwegein. Buiten had hij nooit last van allergieproblemen. Sinds zijn binnenkomst in de inrichting heeft hij last van klachten over verstopping van de neus en om die reden is hij regelmatigbij de dokter geweest.
Naar aanleiding van eerdere klachten over de dokter is hij naar het ziekenhuis verwezen. De neusgaten zijn door de KNO-arts operatief vergroot, echter sindsdien zijn de neusklachten verergerd.
Klager heeft heel veel geneesmiddelen geprobeerd, voornamelijk zonder resultaat, waaronder NaCl 0,9%, spoelvloeistof Eco 500 ml. en Aerius 5mg. Laatstgenoemd geneesmiddel heeft huiduitslag veroorzaakt. Het laatste bezoek aan dokterhad plaats op 1 april 2004. Nadien heeft klager wel spreekbriefjes ingediend, maar is hij niet meer door de dokter opgeroepen. In het bemiddelingsverzoek vraagt klager om een consult bij een KNO-arts.
Voorts heeft klager in het beroepschrift d.d. 20 juli 2004 aangegeven dat hij ook last heeft van keelklachten, slecht horen, slapeloosheid en een teveel aan speeksel. Zijn verzoek om verwijzing naar de KNO-arts is nog nietingewilligd.
Klager heeft de indruk dat de behandelaars van de medische dienst geen verstand van zijn klachten hebben.
Klager heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat hij 8 à 10 sigaretten per dag rookt. Hij heeft wel getracht met roken te stoppen maar dit is hem niet gelukt. De anti-allergietabletjes die hij van de KNO-arts heeft gekregen heefthij slechts korte tijd ingenomen. De tabletjes hielpen niet en hij kreeg er rode uitslag van op de huid.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager tobt langdurig met neuspassageklachten. Die berusten op nasale hyperreactiviteit en een lichte mate van huisstofmijtallergie. Hij is in oktober 2003 en januari 2004 gezien door de KNO-arts, die klager in laatstbedoelde sessieheeft behandeld via chemocaustiek van de concha inferior beiderzijds. Klager is sindsdien door de inrichtingsarts behandeld met diverse inhalatiecorticosteroïden en antihistaminica, met wisselend resultaat. Het succes van medicatiewordt mede bepaald door allerlei nevenfactoren. De problematiek is tegenover klager verhelderd via diverse gesprekken met behulp van een tolk. Klager is daarnaast met Bactobran behandeld voor een lokale stafylococceninfectie rond deneus, met goed resultaat en met goede invloed op eerstgenoemde klacht.
Ten aanzien van het beweerde niet-reageren op spreekbriefjes heeft de arts meegedeeld dat er sinds 1 april 2004 nog 5 kontakten tussen klager en de medische dienst zijn geweest, in de maanden april en mei 2004.

3. De beoordeling
De in het beroepschrift aangegeven klachten over de keel, slecht horen, slapeloosheid en een teveel aan speeksel vallen gezien het bemiddelingsverzoek buiten de reikwijdte van de behandeling in beroep, die uitsluitend kan betreffende in het bemiddelingsverzoek aangevoerde neuspassageklachten.

De beroepscommissie heeft in aanmerking genomen hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en heeft voorts kennis genomen van klagers medische dossier.
Uit het onderzoek van de beroepscommissie is gebleken dat klager in januari 2004 door de KNO-arts aan de neus is geopereerd vanwege aanhoudende neuspassageklachten. De KNO-arts heeft aanvullend geadviseerd een antihistaminicum,zoals Xyzal of Aerius voor te schrijven. Aannemelijk is dat klager nadien op voorschrift van de inrichtingsarts diverse antihistaminica heeft uitgeprobeerd, met wisselend resultaat.
Aannemelijk is voorts dat klager last heeft gehouden van hinderlijke verstoppingsklachten. Hij is er ontevreden over dat hij niet meer baat heeft gehad bij (één van) de bedoelde geneesmiddelen en acht de behandeling door de medischedienst van de inrichting ondeskundig.
De beroepscommissie acht klagers onvrede begrijpelijk. Deze is echter niet toe te schrijven aan de inrichtingsarts. De reactie van de patiënt op medicatie tegen allergie is per individu verschillend en het komt er op aan om samenmet de arts te zoeken naar het meest geschikte middel. Voorts is het zeer waarschijnlijk dat het stoppen met roken tot vermindering van de klachten zou kunnen leiden.
In hetgeen door klager is aangevoerd en de wijze waarop de medische dienst hierop heeft gereageerd is geen reden gelegen voor nader specialistisch onderzoek door de KNO-arts. De beroepscommissie is van oordeel dat de behandelingdoor de inrichtingsarts adequaat is geweest.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, en de leden M.F. van Brederode-Zwart, huisarts, en F.M.M. van Exter, huisarts, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris,op 24 november 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven