Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2613/GV, 22 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2613/GV

betreft: [klager] datum: 22 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 oktober 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft een verzoek gedaan om zijn zoon te kunnen bezoeken door middel van verlof en hij heeft gevraagd om overplaatsing naar een halfopen of open inrichting in verband met de gezinssituatie. Klagers zoon wordt binnenkortopgenomen in het epilepsiecentrum in Heemstede.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking om een nachtje bij zijn zoon thuis te kunnen doorbrengen. Zijn zoon lijdt aan epileptische aanvallen. Bij de beslissing om dit verzoek af te wijzen is vooral het advies van de medischeadviseur bepalend geweest.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Bij de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den Haag bestaat geen bezwaar tegen overplaatsing van klager naar een halfopen inrichting.
De politie Haaglanden adviseert het verlof af te wijzen. Het slachtoffer is in dezelfde wijk woonachtig als klager. Tussen de familie van klager en de familie van het slachtoffer zijn over en weer dreigementen geuit. Bovendien zijnveel mensen binnen de Afghaanse leefgemeenschap op de hoogte van de situatie van klager. Dit kan van invloed zijn in verband met een mogelijke wraakactie.
De medisch adviseur heeft aangegeven dat de zoon van klager een verstandelijk gehandicapte jongen is die al jaren bekend is met epilepsie. De epilepsie-aanvallen zijn de laatste tijd fors toegenomen. De zoon wordt binnenkortopgenomen in het epilepsiecentrum om zijn medicatie goed in te stellen. De toename van de aanvallen heeft mogelijk te maken met spanningen binnen het gezin als gevolg van de detentie van zijn vader. De medisch adviseur acht eenincidenteel bezoek van vader aan zoon geen oplossing voor de spanningen. Er zou juist een negatief effect vanuit kunnen gaan en tot meer onrust kunnen leiden. De medisch adviseur stelt voor de zoon eerst op bezoek te laten gaan bijzijn vader in de inrichting.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens verkrachting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 februari 2006.

De beroepscommissie stelt vast dat de Minister, hoewel sprake is van een verzoek om incidenteel verlof, de afwijzende beslissing heeft gebaseerd op de voorwaarden voor strafonderbreking.
De Minister heeft derhalve niet beslist op de grondslag van het verzoek. Dit formele gebrek dient echter niet tot gegrondverklaring van het beroep te leiden, nu de beroepscommissie het verzoek opnieuw inhoudelijk zal beoordelen.

Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in depersoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
Artikel 22, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat voordat het incidenteel verlof wordt verleend voor een bezoek aan een persoon, ten aanzien van de te bezoeken persoon vast dient te staan dat: a. de beweerde band bestaat,
b. de relatie hecht is, en
c. de te bezoek persoon geen bezwaar tegen het bezoek heeft.

De beroepscommissie is, gelet op het advies van de medisch adviseur, van oordeel dat niet aan de voorwaarden voor het verlenen van incidenteel verlof is voldaan. Een bezoek van klager aan zijn zoon wordt zelfs niet in het belang vande zoon geacht. Van de acute noodzaak van het verlenen van verlof is derhalve niet gebleken. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 22 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven