nummer: 04/1925/GA
betreft: [klager] datum: 26 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 6 juli 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Overmaze te Maastricht,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is klager gehoord. De heer [...], unit-directeur van de locatie Overmaze, die wegens omstandigheden niet in staat was terzitting te verschijnen, heeft ter zitting telefonisch gereageerd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft problemen bij de verstrekking van kosjer voedsel aan klager.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft een kosjere maaltijd meegenomen zoals hij die in de inrichting verstrekt krijgt, om aan de beroepscommissie te laten zien wat een kleine portie het is. Het vakje met vlees betreft salami en dat is vijf dagen per weekhetzelfde. Klager heeft de directeur herhaaldelijk om salade, soep en brood gevraagd. Het brood komt bevroren binnen. Klager heeft een korte periode een kleine portie soep gekregen, maar dat is opgehouden. Hij krijgt geen salade engeen dessert. Met de feestdagen heeft hij helemaal niets gekregen. De directeur zegt dat hem geen verzoek heeft bereikt, maar dat klopt niet. Klager heeft de directeur diverse malen om speciaal kosjer eten gevraagd. Voor christenenen moslims wordt wel speciale voeding verstrekt op feestdagen. Voor het Joods nieuwjaar heeft klager via zijn rechtshulpverlener aan de directeur een verzoek gedaan voor kosjer eten. Klager en een medegedetineerde hebben toen eenklein pakketje gekregen. Dat is het enige pakketje dat hij in een jaar dat hij in Overmaze verblijft heeft gekregen. Klager wordt er een beetje moedeloos van. Hij weet dat de maaltijden rabbinale goedkeuring hebben, maar dedirecteur kan wat aan de porties en de variatie doen.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt telefonisch toegelicht.
Klager krijgt soep en een toetje als dat op het menu staat. Hij krijgt dat dan apart uitgereikt. Het brood, beleg en avondeten zijn kosjer. De pakketten worden bij een leverancier in Amsterdam besteld. Het eten heeft rabbinalegoedkeuring. Het rabbinaat heeft zelf in de keuken gekeken. Klager krijgt kosjer eten volgens de richtlijnen. Als er op Joodse feestdagen iets bijzonders moet worden georganiseerd dan loopt dat via het rabbinaat, dat wordt niet doorde inrichting verzorgd. Er verblijven momenteel twee Joodse gedetineerden in de inrichting en die hebben via het rabbinaat met de feestdagen een pakketje gekregen. Klager sport veel en is lichamelijk zeer fit. Zijn cel staat vol metextra eten zoals appels en pakken melk. Hij komt niets te kort.
3. De beoordeling
De beklagrechter heeft geoordeeld dat klager zich beklaagt over het feit dat hij geen speciale verstrekkingen krijgt bij Joodse feestdagen en heeft het beklag wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Deberoepscommissie is van oordeel dat de klacht moet worden opgevat als te zijn gericht tegen de problemen die klager ondervindt bij de verstrekking van kosjer eten in het algemeen en tijdens de feestdagen in het bijzonder. Nu dieproblemen zich ten tijde van het indienen van het klaagschrift nog steeds voordeden, dient klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag te worden verklaard.
Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen is de beroepscommissie van oordeel dat klager conform de richtlijnen met betrekking tot Joodse ingeslotenen in justitiële inrichtingen (d.d. 9 januari 2001,kenmerk 5063490/00/DJI) kosjer eten verstrekt krijgt. Dat klager niet tevreden is over de porties en de variatie van het eten is de directeur niet aan te rekenen. In voornoemde richtlijnen zijn met betrekking tot twee Joodsefeestdagen nadere bepalingen opgenomen betreffende de voedselverstrekking. Voor de Pesach geldt dat indien een gedetineerde daarom verzoekt, via dezelfde leverancier van regulier kosjer voedsel een aangepaste maaltijd kan wordenbesteld. Hierbij moet nadrukkelijk worden aangegeven dat het eten betreft voor het Pesach feest. Gedurende de Poerim is het de gewoonte dat men elkaar etenswaren geeft. In dat kader wordt er via de Joodse geestelijke verzorging,namens de Joodse gemeenschap een pakketje gegeven voor betrokkene. De directeur heeft voor de beklagrechter verklaard dat hem geen verzoek van klager voor aangepast voedsel voor de Pesach heeft bereikt. Klager heeft tijdens defeestdagen via het rabbinaat een pakketje verstrekt gekregen. Gelet op het vorenstaande dient het beroep van klager ongegrond te worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 26 november 2004
secretaris voorzitter