Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1857/TP, 17 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:17-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1857/TP

betreft: [klager] datum: 17 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M. Sigterman,namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn voornoemde raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft op 27 juli 2004 de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 5 augustus 2004 verlengd tot 3 november 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 4 november 2003 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd. Hij is op 19 november 2003 op een wachtlijst geplaatst met het oog op vervroeging van de aanvang van de tbs-behandeling. De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 7 februari 2004. Klager heeft inafwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant achtereenvolgens verbleven in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Oosterhoek te Grave en op de bijzondere zorgafdeling (bza) van het huis van bewaring (h.v.b.) DeBoschpoort te Breda.
Bij brief van 27 juli 2004, uitgereikt aan klager op 2 augustus 2004, heeft de Minister klager mededeling gedaan van de bestreden beslissing. Aan de Minister is bij verslag van 26 juli 2004 mededeling gedaan van het horen vanklager.
Klager is op 15 oktober 2004 geplaatst in de TBS-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aan klager is op 26 juli 2004 te kennen gegeven dat zijn passantentermijn zou worden verlengd. Klager is toen niet in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze daarover naar voren te brengen. Van horen in de zin der wet was derhalvegeen sprake. De bestreden beslissing dient reeds om die reden te worden vernietigd.
Om bijzondere redenen dient klager met voorrang in een tbs-inrichting te worden geplaatst. De duur van klagers tbs is, ingevolge het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van strafrecht, maximaal vier jaren, omdat de maatregelniet is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Hoe langer de plaatsing van klager wordt uitgesteld, des te korter hijbehandeld kan worden, gelet op genoemde maximale duur van de tbs. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat een langdurige en intensieve behandeling geïndiceerd is geacht om het recidivegevaar te verminderen. Klager had op 15juni 2004 zijn volledige gevangenisstraf ondergaan – daargelaten de vervroegde invrijheidstellingsdatum – en had ook om die reden voorrang moeten krijgen voor de plaatsing in een tbs-inrichting. Klager is bovendien zeer gemotiveerdvoor de behandeling. Hij heeft de leeftijd van 22 jaar en hoopt zijn handicap de baas te worden, om in de toekomst weer in de maatschappij te kunnen functioneren.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, omdat klager tijdig is gehoord en de beslissing tijdig aan hem is medegedeeld.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden als tbs-passant in eenh.v.b., waar hem op een bza een hoger niveau van zorg werd verleend dan op een reguliere afdeling.
Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestond geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Vooralsnog was niet gebleken dat hij met voorrang bovenandere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie op de bzaonhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken.

Blijkens de overgelegde medische verklaring van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Den Bosch van 14 september 2004 is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet wordenaangemerkt. Daarbij is in aanmerking genomen dat klager ten tijde van het onderzoek van de forensisch psychiater op een bza verbleef.

4. De beoordeling
De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. bedroeg ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing zes maanden.

In het licht van de op 10 november 2004 onherroepelijk geworden uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 11 mei 2004 (no. 49902/99) in de zaak Brand moet geoordeeld worden dat een passantentermijn van meer danvijf maanden in strijd is met artikel 5, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.

De beroepscommissie is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn van 5 augustus 2004 tot 3 november 2004 in strijd is met het recht. Zij zal het beroep derhalvegegrond verklaren.

Omtrent een eventueel vast te stellen tegemoetkoming is de beroepscommissie thans niet door partijen ingelicht. Zij zal derhalve haar beslissing dienaangaande aanhouden tot enig moment nadat partijen daaromtrent hun wederzijdsestandpunten aan de beroepscommissie hebben verstrekt, waartoe partijen twee weken de tijd hebben na dagtekening van deze beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij houdt de uitspraak omtrent de eventueel vast te stellen tegemoetkoming aan en stelt partijen in de gelegenheid schriftelijk hun standpunt hieromtrent aan de beroepscommissie mede te delen binnen twee weken na de datum van dezeuitspraak.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 17 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven