Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2191/GB, 23 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:23-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2191/GB

Betreft: [klager] datum: 23 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.P. Beijen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 augustus 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Alphen a/d Rijn ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 29 juli 2003 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Alphen a/d Rijn. Op 26 augustus 2004 is hij geplaatst in de gevangenis Alphen a/d Rijn, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 33 maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 17 juni 2004. Aansluitend dient hij een straf van 60 dagen met aftrek te ondergaan. De wettelijk vroegstmogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 juni 2005.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is buiten zijn schuld betrokken geraakt bij een vechtpartij. Dat klager en de medegedetineerde moeilijk van elkaar te scheiden waren kwam, omdat die medegedetineerde klager bij zijn lange rastaharen vast had en trok. Debestreden beslissing is disproportioneel en klager voelt zich hierdoor onevenredig zwaar getroffen. De overige bezwaren die de selectiefunctionaris opsomt, de negatieve adviezen van het openbaar ministerie en de politie, vormdeneerder geen aanleiding om klager niet voor een beperkt beveiligde inrichting (bbi) in aanmerking te laten komen. Het selectieadvies van de inrichting rept zelfs over plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (zbbi) metaansluitend een pp/et-traject. De detentie van klager is, met uitzondering van één incident over een periode van één jaar, goed verlopen. Het incident op 25 juli 2004 is door de inrichting slechts bestraft met een geheelvoorwaardelijke disciplinaire straf. Dit enkele incident kan de beslissing van de selectiefunctionaris om een eerdere plaatsing van klager in een bbi ongedaan te maken in redelijkheid niet dragen. Klager voldoet inderdaad niet aande specifieke voorwaarden voor het pilot-project in de penitentiaire inrichting Westlinge. Hij komt echter wel degelijk voor plaatsing elders in een bbi in aanmerking, nu hij voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 3, tweedelid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 21 juli 2004 geselecteerd voor plaatsing in de bbi Westlinge te Heerhugowaard met persoonsgebonden verlof. Dit betreft een pilot waarbij gedetineerden, die in de laatste drie maanden van hun straf zitten, nog nietbeschikken over een verlofadres, maar gedragsmatig geschikt worden geacht voor een meer open regime, in een bbi geplaatst kunnen worden met persoonsgebonden verlof. Klager behoort eigenlijk niet tot de doelgroep van de pilot. Zijnstrafrestant is veel langer en het openbaar ministerie en de politie hadden negatief geadviseerd. Hij beschikt overigens wel over een verlofadres. Klager is op 25 juli 2004 betrokken bij een vechtpartij met een medegedetineerde rondde telefoon. De selectiefunctionaris acht klager, naast de eerdergenoemde bezwaren, hiermee gedragsmatig ook niet geschikt voor een meer open regime. Om die reden is hij geselecteerd voor de gevangenis Alphen a/d Rijn.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Alphen a/d Rijn is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nr. 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een bbi in aanmerking gedetineerden die een beperktvlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in een (z)bbi de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan isof de gedetineerde reeds tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van hetgepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een (z)bbi of afdeling.

4.3. De beroepscommissie stelt, gelet op de door de selectiefunctionaris opgesomde voorwaarden, vast dat klager niet voor plaatsing in de bbi Westlinge met persoonsgebonden verlof in aanmerking komt.
Uit het selectieadvies van 16 juli 2004 van de locatie Alphen a/d Rijn komt naar voren dat wordt geadviseerd klager te plaatsen in een gesloten inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Een advies voor verderedetentiefasering van klager wordt aangehouden, totdat hij een goed verlopen verlof heeft gehad. Het voorgaande gevoegd bij het feit dat klager op 25 juli 2004 is betrokken bij een vechtpartij, brengt de beroepscommissie tot hetoordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een bbi. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionarisis, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, dan ook niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 23 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven