Nummer: 04/1728/GB
Betreft: [klager] datum: 18 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 29 juli 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar over te plaatsen naar de locatie Nieuwersluis (huis van bewaring, hierna h.v.b.) ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klaagster is sedert 16 december 2001 gedetineerd. Zij verbleef als preventief gehechte in de penitentiaire inrichtingvoor vrouwen (hv.b.) Breda. Op 25 juni 2004 is zij overgeplaatst naar de locatie Nieuwersluis (h.v.b.).
2.2. Bij uitspraak van 17 november 2004, met nummer 04/2326/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is de uitspraak van 16 september 2004 van de beklagcommissie bij de p.i. voor vrouwen Bredabetreffende de informatievoorziening door of namens de directeur aan de selectiefunctionaris vernietigd en is klaagster alsnog niet-ontvankelijk in het beklag verklaard.
3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Met betrekking tot medegedetineerden zijn er geen problemen.Voor wat betreft de problemen met het personeel heeft dit te maken met het feit dat na de uitspraak in klaagsters strafzaak zij in een observatiecel is geplaatst, waartegenenkele p.i.w.-ers bedenkingen hadden. Die bedenkingen waren terecht, omdat niet lang daarna besloten werd om klaagster terug te plaatsen naar haar meerpersoonscel. Gedurende haar gehele verblijf in Breda heeft klaagster verbleven opeen meerpersoonscel. Uit geen enkele wijze blijkt dat de beslissing tot overplaatsing wordt gesteund door de gedragsdeskundigen van de inrichting. Het enkele feit dat beroep in cassatie is ingesteld heeft niets te maken met onrustonder medegedetineerden. Toen destijds hoger beroep werd ingesteld, heeft dit ook niet tot onrust geleid. Volgens de gedragsrapportage zou klaagster in de isoleercel zijn binnengekomen in de inrichting vanwege suïcidale neigingen.Dit is door niemand bevestigd. De isoleerplaatsing was op bevel van de officier van justitie. De districtspsychiater was voordien reeds tot een ander oordeel gekomen. De positieve opmerkingen in de gedragsrapportage worden doorklaagster onderschreven. De orde- en rustverstoring op 21 augustus 2003 heeft te maken met het feit dat klaagster zich als voorzitter van de gedeco had uitgesproken voor luchtiger kledij. Om onrust te voorkomen, is de toeningediende beklagzaak ingetrokken. Tevens heeft zij haar functie als gedeco-voorzitter neergelegd. De positieve urinecontrole betreft éénmalig cannabisgebruik. Op 18 juli 2004 heeft het openbaar ministerie klaagster wederom tenonrechte in de observatiecel geplaatst. Dat klaagster andere personen misbruikt, is volstrekt bezijden de waarheid. Niet begrepen wordt de melding van vluchtgevaar. Veel verworvenheden die zij in Breda had verdiend, is zij in éénklap kwijtgeraakt. Zij verbleef op een meerpersoonscel en werd op een inkomstenafdeling geplaatst en thans zit zij op een standaardafdeling met een zeer beperkt dagprogramma. Verzocht wordt om klaagster terug te plaatsen naar Breda,dan wel over te plaatsen naar Heerhugowaard.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er was onrust onder personeel en medegedetineerden ontstaan naar aanleiding van klaagsters lange verblijf in de inrichting. Er was sprake van een te grote emotionele betrokkenheid van sommige personeelsleden en gedetineerden metklaagsters strafzaak, waardoor een objectieve benadering niet langer gewaarborgd kon worden. Het overplaatsingsverzoek werd mede ondersteund door de gedragsdeskundigen van de inrichting
4. De beoordeling
4.1. Klaagster behoort, gelet op haar status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Klaagster verbleef sinds 19 december 2001 in de penitentiaire inrichting voor vrouwen Breda. De directeur van het betreffende h.v.b. heeft de selectiefunctionaris verzocht om klaagster over te plaatsen in verband met onder meerhaar lange verblijf in het betreffende h.v.b. - klaagster heeft beroep in cassatie aangetekend en zou derhalve niet op afzienbare termijn in een vervolginrichting worden geplaatst - en de in de loop der tijd ontstane te groteemotionele betrokkenheid van sommige personeelsleden bij klaagster. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met dewet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 november 2004
secretaris voorzitter