Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1565/GM, 25 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1565/GM

betreft: [klager] datum: 25 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Flevoland, locatie Almere Buiten te Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 28 juni 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie heeft op 4 oktober 2004 in de p.i. Vught te Vught zitting gehouden ter behandeling van het beroep.
Namens klager, die thans verblijft op de Forensisch Psychiatrische Afdeling van de Stichting Geestelijke gezondheidszorg Noord Holland Noord, locatie Willibrord te Heiloo, is medegedeeld dat het niet mogelijk is gebleken klagersvervoer naar de zitting te regelen.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Almere was niet ter zitting aanwezig of vertegenwoordigd, zonder bericht van verhindering.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het als zodanig te beschouwen verzoek van 11 mei 2004 om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft detoxificatie - te snelle afbouw van benzodiazepinen - in het begin van klagers detentie en hetniet verstrekken van het middel Paracetamol.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in het bemiddelingsverzoek het volgende aangevoerd.
Klager diende na zijn binnenkomst in de locatie Almere de voordien gebruikte geneesmiddelen af te bouwen. Een zelfmoordpoging, die niet serieus is genomen, heeft hierin geen verandering gebracht. De inrichtingsarts heeft voortsgeweigerd paracetamol voor te schrijven.
Klaagt heeft het vorenstaande in beroepschrift als volgt toegelicht.
Hij heeft direct na zijn binnenkomst in de inrichting maar 1/8 van de nodige medicatie gekregen van een verpleegkundige. “Die nacht” heeft klager zichzelf gesneden, heeft naar de Ggd-arts gevraagd, maar moest wachten tot de volgendedag. Men heeft niet de moeite genomen om naar hem te kijken.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager heeft bij binnenkomst op 14 januari 2004 de vanuit het politiebureau voorgeschreven medicatie gecontinueerd gekregen, ten aanzien van sommige middelen door vervangende medicatie. Op die dag is ook een consult bij depsycholoog aangevraagd en is informatie bij klagers behandelende psychiater aangevraagd. Klager is veelvuldig gezien en zijn medicatie is enige malen bijgesteld. Daarnaast heeft klager veel paracetamol gebruikt. Een waarnemer heefttijdelijk paracetamol op recept voorgeschreven. De inrichtingsarts acht geen indicatie voor het verder voorschrijven van paracetamol aanwezig.
In de schriftelijke reactie op het beroep is aangegeven dat de verpleegkundige de door klager bedoelde medicatie heeft besteld na overleg met de arts.

In klagers medisch dossier is - voor zover in deze van belang - het volgende geregistreerd:
Klager is op 14 januari 2004 binnengekomen in de locatie Almere.
Klager heeft op 4 mei 2004 paracetamol gevraagd in verband met zijn zesde zintuig. Op
11 mei 2004 heeft klager aangegeven dat hij chronisch paracetamol wenst in verband met zijn zesde zintuig. Klager heeft niet willen vertellen wat dit behelst. De arts heeft geen medische indicatie aanwezig geacht voor hetvoorschrijven van paracetamol. Klager kan, zo nodig, paracetamol aan het personeel op de afdeling vragen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht.

Ingevolge het bepaalde in artikel 29, eerste lid, Pm dient de gedetineerde zijn klacht over medisch handelen ter bemiddeling voor te leggen aan de medisch adviseur van het ministerie van Justitie, uiterlijk op de veertiende dag nadie waarop dit medisch handelen heeft plaatsgevonden.
Klager heeft zijn bemiddelingsverzoek gedateerd 11 mei 2004. Dit verzoek betreft mede het afbouwen van medicatie direct na de binnenkomst van klager op 14 januari 2004 in de locatie Almere. De beroepscommissie stelt vast dat klagerten aanzien van dit onderdeel van de klacht de voormelde indieningstermijn heeft overschreden. Dit brengt mee dat hij niet-ontvankelijk zal worden verklaard ten aanzien van dit onderdeel.

Met betrekking tot de weigering van de inrichtingsarts om klager paracetamol voor te schrijven overweegt de beroepscommissie dat haar niet is gebleken van een medische indicatie voor dit middel. De weigering paracetamol voor teschrijven kan daarom niet als onjuist of onzorgvuldig worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht over afbouw van medicatie na binnenkomst in de inrichting. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, en de leden M.F. van Brederode-Zwart, huisarts, en F.M.M. van Exter, huisarts, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris,op 25 november 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven