Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1905/TB-tussenbeslissing, 18 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1905/TB-tussenbeslissing

betreft: [klager] datum: 18 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 12 augustus 2004 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 oktober 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Lonterman, en namens de Minister, mevrouw [...].Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager op de longstay afdeling van de Prof.Mr. W.P.J. Pompestichting, het Kempehuis (hierna: het Kempehuis) te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak d.d. 12 april 1983 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs isaangevangen op 27 februari 1984.
Klager heeft van 8 februari 1984 tot 16 september 1985 verbleven in de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen en van 16 september 1985 tot 27 januari 1986 in het Dr. F.S. Meijers Instituut te Utrecht, waarna klager in ForensischPsychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug is geplaatst.
Bij onherroepelijke uitspraak van 5 juni 1986 is klager veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar met aftrek.
Vervolgens heeft klager van 8 maart 1988 tot 18 juli 1993 verbleven in de Dr. S. van Mesdagkliniek (hierna: Van Mesdagkliniek) te Groningen.
Bij onherroepelijke uitspraak d.d. 1 augustus 1994 is klager veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar met aftrek.
Klager heeft vervolgens van mei 1996 tot 9 februari 2000 wederom verbleven in de Van Mesdagkliniek. Van 9 februari 2000 tot 5 juli 2001 heeft hij verbleven in Oldenkotte te Rekken en van 5 juli 2001 tot 28 augustus 2002 in de VanMesdagkliniek. Op laatstgenoemde datum heeft klager zich tijdens onbegeleid verlof onttrokken aan de behandeling. Op 5 december 2002 is klager aangehouden en wegens ongeoorloofde afwezigheid als passant ingesloten in een huis vanbewaring te Groningen.
Op 20 december 2002 heeft de Van Mesdagkliniek klager aangemeld voor plaatsing op een longstay afdeling.
Medio 2003 heeft de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Amsterdam de rechtbank Amsterdam in het kader van de verlenging van klagers tbs geadviseerd de maatschappij blijvend te beveiligen tegen het hoog ingeschatte risico optoekomstig seksueel gewelddadig gedrag van klager tegen vrouwen.
Bij advies van 27 juni 2003 heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) aangegeven dat een longstayindicatie niet aan de orde is, nu de door de behandelaar in het advies verlenging tbs van 31 mei 2002 genoemderesocialisatietraject niet strookt met een longstay indicatie.
Bij advies van 9 oktober 2003 heeft de LAP aangegeven dat klager thans wel voldoet aan de longstay-indicatie en is de Minister geadviseerd klager te plaatsen op een longstay afdeling.
Op verzoek van het Hof Arnhem heeft het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht klager multi-disciplinair onderzocht. In haar rapport van 2 maart 2004 concludeert het PBC dat er nog wel resocialisatiemogelijkheden in de regio Amsterdamzijn.
Bij uitspraak van 26 april 2004 heeft het Hof Arnhem klagers tbs met twee jaar verlengd, ervan uitgaande dat rekening zal worden gehouden met de aanbevelingen van het PBC.
Overeenkomstig het LAP-advies van 9 oktober 2003 heeft de Minister op 12 augustus 2004 beslist klager te plaatsen in het Kempehuis. Deze plaatsing is op 13 augustus 2004 gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de bestreden beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen, dat klager ten onrechte op een longstay afdeling is geplaatst en dat hij niet voortdurend delictgevaarlijk is. DeMinister gaat af op het advies van 9 oktober 2003 van de LAP, maar deze heeft geen kennisgenomen van het PBC-rapport van 2 maart 2004 op grond waarvan het Hof Arnhem klagers tbs met twee jaar heeft verlengd in verband met door hetPBC nog mogelijk te achten resocialisatie in de regio Amsterdam. Een verkeerde inschatting van de achteraf bezien uiterst ambivalente verstandhouding tussen klager en de Dr. S. van Mesdagkliniek is volgens het PBC debet aan hetmislopen van een eerdere resocialisatiepoging vanuit die kliniek, waartoe het PBC in 2001 had geadviseerd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing - kort weergegeven - als volgt toegelicht.
Klager voldoet aan de criteria die met inachtneming van de eisen van artikel 11 Bvt zijn ontwikkeld ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing op een longstay afdeling, waaronder die van voortdurendedelictgevaarlijkheid. Zwaarder gewicht is toegekend aan het LAP-advies van 9 oktober 2003, nu het PBC-rapport van 2 maart 2004 innerlijk tegenstrijdig is en op grond daarvan alleen een longstayplaatsing resteert. Klager heeft zelfeen eind gemaakt aan het in de Van Mesdagkliniek ingezette resocialisatietraject.

4. De beoordeling
Een belangrijk criterium voor het vaststellen van een longstay indicatie betreft de voortdurende delictgevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde.
Vast staat dat klager volgens beoordeling van de LAP in oktober 2003 en een rapport van de FPD uit 2003 als voortdurend delictgevaarlijk dient te worden aangemerkt.
De Van Mesdagkliniek heeft vóór klagers onttrekking aan de behandeling in augustus 2002 aangegeven dat klagers delictgevaar op korte termijn sterk is verminderd en dat het gevaar op de lange termijn dient te worden onderzochtmiddels verlof. Het PBC had in 2001 in die zin geadviseerd en klagers tbs is door de rechter verlengd met het oog op resocialisatie vanuit de Van Mesdagkliniek.
In het advies verlenging tbs d.d. 1 september 2003 constateert de Van Mesdagkliniek dat het delictrisico (lees op lange termijn, beroepscommissie) hoog is en adviseert de kliniek klagers tbs met twee jaar te verlengen en hem teplaatsen op een longstay afdeling.
In het PBC-rapport van 2 maart 2004 wordt aangegeven dat een verkeerde inschatting van de achteraf bezien uiterst ambivalente verstandhouding tussen klager en de Van Mesdagkliniek volgens het PBC mede debet is aan het mislopen vaneen eerdere resocialisatiepoging vanuit die kliniek, dat er resocialisatiemogelijkheden zijn in de regio Amsterdam, waarbij wordt gedacht aan de FPK De Meren of de FPA Roosenburg en niet aan een tbs-inrichting, alsmede dat bij hetniet doorgaan van een plaatsing in die inrichtingen helaas alleen een longstay plaatsing resteert.
Met name gelet op de namens de Minister naar voren gebrachte feitelijke onmogelijkheid van opname van klager in de FPK De Meren of FPA Roosenburg is het de vraag in hoeverre het PBC blijkens de formulering van haar advies in hetrapport van 2 maart 2004 daadwerkelijk resocialisatiemogelijkheden voor klager ziet.

Gelet op het belang van de beoordeling van de mate van delictgevaarlijkheid van klager en het al dan niet aanwezig zijn van resocialisatiemogelijkheden voor de beoordeling van het beroep tegen de beslissing tot plaatsing van klagerop een longstay afdeling, zal de beroepscommissie de behandeling van dit beroep aanhouden in afwachting van een via de Minister op te vragen nadere toelichting van het PBC inzake de daadwerkelijk aanwezig geachteresocialisatiemogelijkheden voor klager, alsmede een reactie van de Minister daarop.
Na ontvangst daarvan zal de beroepscommissie bepalen of zij het beroep opnieuw ter zitting zal behandelen dan wel verder schriftelijk zal afhandelen. De beroepscommissie zal een kopie van de ontvangen stukken aan klager en zijnraadsman zenden. In het geval de beroepscommissie beslist tot verdere schriftelijke afhandeling zal zij hen in de gelegenheid stellen schriftelijk te reageren op die stukken.

5. De tussenbeslissing
De beroepscommissie houdt de beslissing aan voor de termijn van een maand in afwachting van toezending van de nadere toelichting van het PBC en de reactie van de Minister daarop.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. B. van Dekken en prof. mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 18 november 2004

secretaris voorzitter

nummer: 04/1905/TB

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 21 oktober 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr.drs. F.A.M. Bakker
leden: drs. B. van Dekken en prof. mr. C. Kelk.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Lonterman, en namens de Minister, mevrouw [...].
Als toehoorder van de zijde van de Raad was aanwezig de heer [...] en van de zijde van het ministerie van Justitie mevrouw mr. [...] en mevrouw [...].

Klagers raadsman heeft namens klager verklaard overeenkomstig de aangehechte pleitnotitie. In aanvulling daarop heeft klagers raadsman nog - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Een veronderstelling dat de heer dr. [...] in raadkamer van het Hof Arnhem ten aanzien van de te nemen uitspraak in de minderheid zou zijn geweest, ligt niet voor de hand.
De Minister legt het PBC-rapport wel heel makkelijk en beperkt uit. Daarin staat niet dat alleen plaatsing in de FPK De Meren dan wel FPA Roosenburg dient plaats te vinden en anders plaatsing op een longstay afdeling. Wel staatdaarin dat een zinvolle resocialisatie ook met klagers wens tot resocialisatie in Amsterdam rekening zal dienen te houden, waarbij de gedachten uitgaan naar de FPK De Meren of FPA Roosenburg. Het PBC geeft aan dat het in de VanMesdagkliniek is misgelopen en dat dit samenhangt met het feit dat de verstandhouding tussen klager en de kliniek verkeerd is ingeschat. Ook de psychotherapeut van die kliniek geeft aan dat sprake was van een autoriteitsconflict. DeMinister zegt dat dat uit de lucht komt vallen en hecht daar geen waarde aan. Maar ook psychiater Kosters van de Van Mesdagkliniek heeft op de zitting van 15 januari 2003 (inzake de verlenging van klagers tbs), dus kort na klagersterugkeer, gezegd als mogelijkheid opheffing van de tbs te zien, maar anderzijds ook het geven van een kans aan klager met een gelijkwaardige positie als uitgangspunt. Er dient dus wel degelijk met klagers wens tot resocialisatie inde regio Amsterdam rekening te worden gehouden. In de regio Amsterdam zijn meer tbs-klinieken aanwezig, bijvoorbeeld Flevo Future.
Er is maar één tegenstrijdigheid in deze zaak te vinden en dat is de bedoeling van de Minister om klager weer te plaatsen in de Dr. S. van Mesdagkliniek, daar die kliniek geen landelijke longstay afdeling heeft.
De rechtbank Amsterdam heeft de beslissing op het verzoek om verlenging van klagers tbs aangehouden in afwachting van de uitspraak van de beroepscommissie op klagers beroep tegen de beslissing hem te plaatsen op een longstayafdeling.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
De tbs-maatregel is in 1983 opgelegd. Er zijn meerdere behandelpogingen vanuit verschillende klinieken ondernomen, steeds met een behandelvisie en wat betreft resultaat afhankelijk van de respons van klager. Klager heeft zelfgekozen voor een einde aan zijn behandeltraject. De Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) heeft naar de gehele behandeling gekeken. De LAP heeft niet kennis genomen van het laatste PBC-rapport. Niemand kon voorzien dat bedoeldPBC-rapport in sterke mate innerlijk tegenstrijdig is: resocialisatie niet vanuit een tbs-kliniek vanwege de weerstand daartegen bij klager, maar vanuit de twee genoemde klinieken en anders toch plaatsing op een longstay afdeling.Plaatsing van klager in genoemde twee klinieken kan immers niet aan de orde zijn, daar de FPK De Meren uitsluitend psychotici opneemt en de FPA Roosenburg te ver ligt van het klimaat waarin klager is behandeld, en voorts de mate vanbeveiliging vragen oproept. Beide klinieken betreffen derhalve een aanzienlijk lichtere setting en zijn bestemd voor opname van andere doelgroepen dan die waartoe klager behoort.
Substantiële vermindering van het delictgevaar is moeilijk in te schatten. Het is een aanvaard gegeven dat iemand ondanks herhaalde behandelpogingen delictgevaarlijk blijft.
Het in 2003 opgestelde FPD-rapport staat zeker niet alleen, zoals door klagers raadsman aangevoerd. Dit rapport is namelijk ook gebaseerd op de totale behandel- en delictgeschiedenis van klager.
Het lag in de bedoeling klager te plaatsen in de Dr. S. van Mesdagkliniek, in afwachting van een plaatsing elders. Deze kliniek wilde klager niet meer opnemen en klager wilde ook zelf niet meer terug naar die kliniek. Uiteindelijkis een andere beslissing genomen, waarbij zwaarder gewicht is toegekend aan het LAP-advies. Het PBC geeft zelf aan dat resocialisatie vanuit tbs-klinieken is uitgesloten en dat longstayplaatsing overblijft als plaatsing in de FPK DeMeren of de FPA Roosenburg niet mogelijk is. De lange termijn tussen de beslissing en de plaatsing is spijtig. Er is een tekort aan longstayplaatsen.
De Minister heeft niet overwogen de LAP te vragen om commentaar naar aanleiding van het laatste PBC-rapport, maar zal nog wel contact opnemen met het PBC.

secretaris voorzitter

Naar boven