Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2343/TA, 18 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2343/TA

betreft: [klager] datum: 18 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van zowel mr. A.R. Jaarsma als van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 september 2004 van de beklagcommissie bij de Prof.mr.W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.R. Jaarsma om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) separatie en de weigering tijdens separatie te telefoneren
b) onthouding van bescherming tegen bedreigingen en pesterijen
c) schending van het recht op behandeling
d) weigering duidelijkheid te verschaffen over klagers bezittingen
e) vermissing of niet verzending van klagers rijbewijs.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de onderdelen a), b) en d) van zijn beklag en de overige onderdelen van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het hoofd van de inrichting praat moedwillig de boel recht en pleegt valsheid in geschrifte. Klager kan bewijzen dat zijn behandel-opbouwverlofplan niet is uitgevoerd. Hij verzoekt de beroepscommissie deze plannen op te vragen,alsmede afschriften van begeleide verloven en de agenda van werkelijk geplande verloven, teneinde dit te kunnen controleren.
Het is niet zo dat klager de delictanalyse heeft geweigerd. Hij heeft daartoe zeven maanden gesprekken gevoerd. In de wettelijke aantekeningen en de aanvraag begeleid verlof aan het ministerie van Justitie staat ook duidelijk dat dedelictanalyse is afgerond. Dat is voor de Minister zelfs een voorwaarde voor begeleid verlof.
Drie jaar lang heeft hij op de wachtlijst voor de dadergroep gestaan en is hem gezegd dat bedoelde deelname heel belangrijk is en een voorwaarde vormt voor een aanvraag om onbegeleid verlof. Het is onrechtvaardig zoals het hoofd vande inrichting dat afdoet in het verweerschrift bij de beklagcommissie.
Klager voelt zich dan ook zeer onrechtvaardig behandeld en ten onrechte beschuldigd door de inrichting. Klager wil dit graag verder ter zitting uitleggen in het bijzijn van zijn raadsman.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, onder verwijzing naar de inhoud van het bij de beklagcommissie ingediende verweerschrift van 13 juli 2004, niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op de onderdelen a), b), c) wat betreft de wijze van tenuitvoerlegging, d) en e) van het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalveten aanzien van die onderdelen van het beklag ongegrond worden verklaard.

Hetgeen in beroep ten aanzien van het resterend deel van onderdeel c) is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van debeklagcommissie. De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel, dat niet gezegd kan worden dat klager behandeling in de inrichting is onthouden. Daarbij is in aanmerking genomen dat het de beroepscommissie uit de stukkenvan klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek om een observatieplaatsing als bedoeld in artikel 13 Bvt (04/1471/TB, behandeld ter zitting van 21 oktober 2004) bekend is, dat klager volgens een opgesteld verplegings- enbehandelingsplan behandeling is aangeboden, en dat naar aanleiding van op verzoek van klager uitgebrachte contra-expertise in 2003 een wijziging in de vastgelopen behandeling heeft plaatsgevonden, waarbij de focus niet meer ligt ophet bespreken en bewerken van klagers pedofiele geaardheid, maar het middels begeleid verlof aftasten van de toelaatbare risico’s en grenzen van de veiligheid.
Het beroep ten aanzien van het resterend deel van onderdeel c) van het beklag zal derhalve ook ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede wordt overwogen dat de beroepscommissie bij uitspraak van 18 november 2004 klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek om een observatieplaatsing als bedoeld in artikel 13 Bvt (04/1471/TB) materieel gegrondheeft verklaard. Klager zal derhalve ter observatie worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum te Utrecht en zal daar zijn visie op de behandeling in de inrichting naar voren kunnen brengen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van gronden ten aanzien van onderdeel c).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 18 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven