nummer: 04/1546/TA
betreft: [klager] datum: 16 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 17 juni 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij FPI De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, welke uitspraak op 22 juni 2004 is verzonden,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting de heer [...], juridisch medewerker.Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
De beroepscommissie heeft ter zitting de behandeling van het beroep aangehouden teneinde klager in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken, alsmede het hoofd van de inrichting in de gelegenheid te stellen daaropschriftelijk te reageren.
Na ontvangst daarvan heeft de beroepscommissie besloten de zaak verder schriftelijk af te handelen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a) het moeten voldoen van de premie van de voor verlof verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering ondanks dat klager daarvoor onvoldoende financiële draagkracht heeft, en
b) het volgens klager ten onrechte in rekening brengen van kosten voor vervoer per auto van de inrichting tijdens eind 2003 genoten begeleid verloven.
De beklagrechter heeft het beklag op onderdeel b) ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft onderdeel a) van het beklag als ingetrokken beschouwd.
2. De standpunten
Klager heeft in de beroepsprocedure tot en met de zitting het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft twee klachten bij de beklagcommissie ingediend, één betreffende de verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering en één betreffende de verrekening van reiskosten. Klager is echter nooit opgeroepen voor een zittingvan de beklagcommissie. Zijn zaak is derhalve niet inhoudelijk behandeld. Klager heeft medeverpleegde [...] verzocht dit de maandcommmissaris door te geven, maar klager heeft er nooit meer iets van gehoord. Op 26 mei 2003 ontvinghij een uitnodiging voor een zitting van de beklagcommissie op 28 mei 2004. Hij heeft dit afgezegd in verband met werkzaamheden buiten de inrichting, maar hij heeft nooit te kennen gegeven dat hij niet gehoord wilde worden. Klagerverzoekt de beroepscommissie derhalve op beide klachten in te gaan.
Ten aanzien van de verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering wil klager het volgende naar voren brengen. Het gaat hem niet om het moeten afsluiten van een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering, maar wel om de vraag wiedaarvoor moet betalen. De inrichting betaalt het gehele bedrag aan zak- en kleedgeld uit, maar laat nog steeds na om een beloningssysteem in te voeren. Vanuit het zak- en kleedgeld wordt veel geld voor andere zaken gereserveerd,maar nooit voor een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering. Klager vindt dat de inrichting moet betalen, daar klager onvoldoende financiële draagkracht heeft. Hij woont buiten de inrichting in een resocialisatiewoning te Deurne.Van het zak- en kleedgeld moet hij vele zaken bekostigen, zoals ook de krant en een kabelabonnement. Hij heeft buiten de inrichting wezenlijk minder te besteden dan binnen de inrichting. Andere tbs-klinieken betalen wel de premievoor de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering van patiënten. In zijn vorige zaak had hij stukken gevoegd van een patiënt uit Groningen, voor wie de betreffende inrichting een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering wildebetalen. Hij heeft geen enkele invloed op de plaatsing in een bepaalde tbs-kliniek. Als hij in een andere kliniek was geplaatst, had hij kunnen bijverdienen en zou de premie voor de wettelijke aansprakelijkheids-verzekering voor hemzijn betaald.
Aanvankelijk was sprake van een collectieve verzekering en voldeed de inrichting de premie wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor de verpleegden. Door die premie niet meer te betalen, stopt de inrichting dat geld in eigenzak. De verantwoordelijkheid waarvoor die verzekering is bedoeld, recidive, is juist uitgesloten van de verzekering. Dit is aan de orde geweest bij het opleggen van de verplichting tot het afsluiten van een wettelijkeaansprakelijkheidsverzekering.
Ten aanzien van de in rekening gebrachte reiskosten wil klager het volgende naar voren brengen. De klacht ziet op declaratie van reiskosten van de inrichting eind 2003. Officieel is klager op 1 december 2003 buiten gaan wonen. Op 16november 2003 is hij naar de resocialisatieafdeling in Deurne gegaan. Klager toont facturen betreffende verscheidene verplichte ritten per auto van de kliniek. Een van die reizen betrof een autorit à € 1,30 met zijn stagebegeleidernaar een stageplaats, omdat zijn stagebegeleider niet per fiets maar alleen met de auto wilde reizen. Een andere factuur à € 9,88 betrof een reis in verband met de overdracht woningbouw. Klager beschikt over een document met eenrode krul bij wijze van goedkeuring dat de kosten niet voor zijn rekening zijn. Klager heeft dit met twee sociotherapeuten besproken en deze zijn het met hem eens dat die kosten niet voor zijn rekening zijn.
Deze stukken heeft de beklagcommissie niet gezien, omdat klager niet is gehoord.
Namens het hoofd van de inrichting is in de beroepsprocedure tot en met de zitting het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen bezwaar tegen behandeling van beide klachten door de beroepscommissie. De inrichting had een collectieve verzekering waardoor de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering werd gedekt, maar die is door deverzekeringsmaatschappij eenzijdig opgezegd. De inrichting heeft alle mogelijke moeite gedaan om een nieuwe collectieve verzekering af te sluiten, ook op Europees niveau, maar dat is helaas niet gelukt. Voorwaarde voor verlof is eenwettelijke aansprakelijkheidsverzekering, die nu door elke individuele verpleegde moet worden afgesloten en moet worden betaald uit te reserveren gelden. Voor hen die dit niet konden betalen is een overgangsregeling getroffen. Hetgaat vaak om een verzekering voor een periode van circa drie jaar. Met opzet is voor deze regeling gekozen, opdat verpleegden verantwoordelijkheid nemen voor verlof, verzekering en budgettering. Buiten de inrichting moet deverpleegde keuzes maken met de middelen die hij heeft. Wat betreft het reserveren van geld wordt thans, in tegenstelling tot vroeger, rekening gehouden met de draagkracht van de verpleegde. Er is geen regel voor; individuelegevallen worden individueel bekeken.
Klagers stelling dat de inrichting het premiebedrag, dat vanwege de opzegging van de collectieve overeenkomst niet meer betaald wordt, in eigen zak steekt, is niet juist. In die collectieve verzekering waren de verpleegdenmeeverzekerd met de verzekering van het personeel. De premie van de verzekering van het personeel is gigantisch gestegen, met een hoog eigen risico.
Volgens het beleid in de inrichting heeft een verpleegde de keuze tussen het reizen per openbaar vervoer dan wel met de auto van de kliniek. Kiest hij voor het laatste, dan moet hij een bijdrage leveren in de kosten van de rit,ongeacht het doel van het gebruik van de auto of verlof.
De heer Verstegen kent de door klager getoonde documenten niet.
Klager heeft bij schrijven van 1 september 2004 zijn beroep als volgt nader schriftelijk toegelicht.
Klager is van mening dat er sprake is van onvoldoende draagkracht zolang hij geen eigen arbeidsinkomen heeft, maar zak- en kleedgeld krijgt. Bijna al het zak- en kleedgeld gaat op aan de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering. Erheeft een substantiële verhoging van de premie van € 70,= naar € 90,= plaatsgevonden. Het is niet uit te sluiten dat dit niet (de beroepscommissie neemt aan dat dit laatste woord in de toelichting per abuis is weggevallen) delaatste substantiële premieverhoging is geweest. Patiënten moeten die verzekering bovendien, in tegenstelling tot wat de inrichting meldt, niet voor drie maar voor vijf jaar afsluiten. Dit houdt voor klager vermoedelijk in dat hijna zijn tbs-periode nog drie jaar aan de verzekering en dus premiebetaling vastzit.
De Van Mesdagkliniek, die met dezelfde verzekeringsvoorwaarden en verzekeringsmaatschappijen heeft te maken als de inrichting, betaalt wel de premie voor patiënten die zak- en kleedgeld hebben. Het ontgaat klager waarom niet vooralle ter beschikking gestelden dezelfde regeling geldt.
De inrichting meldt het volledige zak- en kleedgeld uit te betalen, maar dat komt omdat zij nog steeds geen puntensysteem hanteert voor de hoogte van het zak- en kleedgeld, hoewel de wet dat wel voorschrijft. Het is vreemd dat deinrichting het uitsluiten van een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor patiënten door de verzekerings-maatschappij op de patiënten verhaalt. De inrichting had voor patiënten met verlof op individuele basis een wettelijkeaansprakelijkheids-verzekering kunnen afsluiten, met dien verstande dat de inrichting de premie betaalt. Dat moest men vroeger ook. Dat heeft, in vergelijking met een collectieve verzekering, als voordeel dat er sprake is van minderverzekerden, minder risico en minder premielast.
Klager is van mening dat kosten van het gebruik van de dienstauto tijdens begeleid verlof niet voor zijn rekening mogen komen, indien het verlof min of meer verplicht plaatsvindt in het kader van zijn behandeling en niet is aan temerken als “pretverlof”. Hij heeft drie facturen overgelegd betreffende hem ten onrechte in rekening gebrachte reiskosten. De eerste factuur d.d. 12 september 2003 betreft het gebruik van de dienstauto in verband met begeleid verloften behoeve van een sollicitatiegesprek bij Mongozo Venray op 19 augustus 2003 à € 1,30. Klager heeft daarop vermeld de factuur op 28 november 2003 te hebben betaald “ivm dreigement”. Het ging om een rit naar een eventuele stageplekvoor een sollicitatiegesprek, dat was geregeld door de trajectbegeleider, die altijd met de dienstauto reed, of klager nu wel meereed of per fiets zou gaan. De tweede factuur d.d. 7 november 2003 betreft het gebruik van dedienstauto tijdens begeleid verlof naar Deurne op 10 en 14 oktober 2003 à € 9,88. De derde factuur d.d. 11 december 2003 betreft het gebruik van de dienstauto in verband met begeleid verlof naar Deurne op 3 en 18 november 2003 à €9,88. Deze laatste twee facturen hebben betrekking op door de resocialisatieafdeling gemaakte afspraken inzake in het kader van zijn resocialisatie verplichte bezoeken aan de woningbouwvereniging, de woning en het politiebureau.Klager heeft daarbij vooraf kenbaar gemaakt dat de autokosten niet voor zijn rekening zijn, hetgeen is bevestigd middels een paraaf op het aanhangsel bij de factuur d.d. 7 november 2003 (op de begeleidende brief bij laatstgenoemdefactuur staat “conform afspraak, [...], [...] kosten rekening kliniek”, met een krul daardoorheen, beroepscommissie) en een mededeling op een memobriefje op de factuur d.d. 11 december 2003 (linksbovenaan de factuur staat vermeld: Dit is hem niet verteld (kosten voor hem zouden zijn)! Is meegereden, omdat [...] hier toch naar toe reed. groetjes [...]”, beroepscommissie). Als de autokosten wel voor klagers rekening zouden zijn, was hij zeker op eigengelegenheid gegaan. De met hem meereizende medewerker van de inrichting ging niet alleen mee als begeleider en/of chauffeur, maar diende namens de inrichting bij de gesprekken dan wel het ondertekenen van contracten aanwezig tezijn.
De stelling van de inrichting dat de patiënt altijd moet betalen voor gebruik van de dienstauto ongeacht de doelstelling van de rit gaat niet op. Klager heeft een factuur d.d. 10 december 2002 overgelegd à € 1,90 betreffende hetgebruik van de dienstauto op 12 november 2002 in verband met een sollicitatiegesprek te Venray in het kader van een stageplaats, welke rekening hij niet heeft hoeven betalen. De dienstauto heeft toen omgereden om drukwerk op tehalen. Ook op 21 juli 2004 heeft klager niet hoeven betalen voor de reiskosten voor hem door een sociotherapeut aangeboden vervoer per dienstauto naar een rechtszitting te Den Bosch.
Klager wijst er nadrukkelijk op dat de regeling inzake verplichte ritten is aangepast.
Het hoofd van de inrichting heeft bij schrijven d.d. 19 oktober 2004 als volgt gereageerd op de schriftelijke nadere toelichting d.d. 1 september 2004 van klager op het beroep.
Er is nimmer sprake geweest van een voor patiënten collectieve wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren en evenmin van het verhalen van de kosten van de nieuwe door de kliniek te betalen, verhoogde premie naeenzijdige opzegging (begin 2003) van de polis, zoals door klager gesteld.
Het afsluiten van een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkeid wordt sinds begin 2003 door de inrichting als bijzondere voorwaarde betreffende het gedrag verbonden aan het verlof, omdat de inrichting het van groot belang vindtdat een patiënt verantwoordelijkheid leert dragen voor zijn gedrag. De kosten van de verzekering draagt de patiënt zelf. Er is een overgangsregeling getroffen voor patiënten die weinig tot geen (resocialisatie)geld hadden gespaarden de kliniek heeft bemidddeld bij het vinden van een verzekeringsmaatschappij. Klagers stelling dat een op zak- en kleedgeld aangewezen patiënt onvoldoende draagkrachtig is, gaat in zijn algemeenheid niet op. Elke patiënt binnen deinrichting stelt een financieel plan op, dat in belangrijke mate bijdraagt aan het verantwoord (leren) omgaan met beperkte middelen. De inrichting acht het van groot belang dat een patiënt verantwoord leert omgaan met beperktemiddelen.
Klager is voldoende draagkrachtig. Na onderzoek naar aanleiding van vermeende frauduleuze handelingen is gebleken dat hij over een behoorlijk bedrag beschikt, dat staat “geparkeerd”op een privé-rekening. Daarnaast heeft hij eenaanzienlijk kapitaal, waarover hij vooralsnog niet vrij kan beschikken.
Paragraaf 4.6. van de Financiële regelingen patiënten is sinds 1 oktober 2004 als volgt genuanceerd met betrekking tot reiskosten in verband met stage of werk:
”Indien u geen vergoeding van de (stage)werkgever ontvangt en zelf niet over voldoende financiële middelen beschikt om deze noodzakelijke kosten te betalen, kunt u in aanmerking komen voor een bijdrage in de kosten van de RooyseWissel (lees: door de Rooyse Wissel te verstrekken). Een eventuele vergoeding wordt meegenomen in uw Financieel Plan. Aan de omvang van de financiële vergoeding zijn grenzen gesteld. Hiervoor wordt verwezen naar Hoofdstuk 14 van ditboekje”.
Hoofdregel is dat de kosten van gebruik van de kliniekauto in rekening worden gebracht op basis van de kosten openbaar vervoer 2e klasse. Klager weet dat bij het hoofd sociotherapeutisch milieu bezwaar kan worden ingediend tegen eenin rekening gebrachte autorit. Alleen het hoofd sociotherapeutisch milieu is bevoegd op het bezwaar te beslissen. Het feit dat een medewerker van de facilitaire dienst ten onrechte heeft beslist een bedrag van € 1,90 af te boeken ophet budget van de facilitaire dienst voor een door klager gemaakte autorit doet daar niet aan af. Een medewerker van de facilitaire dienst is niet bevoegd een dergelijke beslissing te nemen. Aan de door klager aangehaaldevoorbeelden kunnen geen rechten worden ontleend.
3. De beoordeling
De beroepscommissie zal om proces-economische redenen de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en beide onderdelen van het beklag in beroep beoordelen, nu klager niet door de beklagrechter terzake van zijn klachten is gehoord,de beklagrechter het beklag van klager op onderdeel a) als ingetrokken heeft beschouwd en op onderdeel b) heeft afgedaan op verklaringen van klagers medepatiënt [...], terwijl die klachten op dezelfde onderwerpen betrekking hadden,maar een wezenlijk andere strekking hadden.
Ten aanzien van onderdeel a) van het beklag overweegt de beroepscommissie als volgt.
Voor zover klager zijn klacht richt tegen de in de inrichting geldende regeling dat patiënten zelf de premie van een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering dienen te voldoen, kan hij daarin niet worden ontvangen, nu dit eenalgemene, in de inrichting geldende regeling betreft, die niet als in strijd met een hogere regeling kan worden aangemerkt. De omstandigheid dat in andere tbs-inrichtingen een dergelijke regeling niet geldt, kan daaraan nietafdoen.
Klager zal derhalve in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in onderdeel a) van het beklag.
Voor zover onderdeel a) van het beklag is gericht tegen de omstandigheid dat klager zelf de premie voor de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering dient te voldoen en dat daarbij, volgens klager kennelijk in strijd met de regeling,geen rekening is gehouden met zijn draagkracht, kan hij daarin worden ontvangen op grond van het bepaalde in artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt.
Wat er ook zij van de periode van voor 2003, gelet op de verklaringen d.d. 19 oktober 2004 van het hoofd van de inrichting is voldoende aannemelijk geworden dat in ieder geval sinds begin 2003 patiënten zelf de premie van eenwettelijke aansprakelijkheidsverzekering dienen te voldoen en dat in individuele gevallen rekening is gehouden met de draagkracht van patiënten door het treffen van een overgangsregeling voor patiënten die begin 2003 weinig tot geen(resocialisatie)geld hadden gespaard. Niet is gebleken dat met klager een dergelijke overgangsregeling is getroffen, zodat het ervoor dient te worden gehouden dat de inrichting van mening was dat klager in 2003 voldoendedraagkrachtig was om, als belangrijk onderdeel van zijn behandeling, te leren omgaan met de beperkte middelen die klager had vanuit het zak- en kleedgeld, en dat hij om die reden zelf de premie van de afgesloten wettelijkeaansprakelijkheidsverzekering diende te voldoen.
Onderdeel a) van het beklag is in zoverre derhalve ongegrond.
Ten aanzien van onderdeel b) van het beklag overweegt de beroepscommissie als volgt.
Voor zover klagers klacht zich richt tegen de regeling van de inrichting dat de verpleegde naar rato dient bij te dragen in de kosten van vervoer per auto van de kliniek tijdens verlof naar bijvoorbeeld een stageadres of eenresocialisatiewoning kan hij daarin niet worden ontvangen, nu dit een algemene, in de inrichting geldende regeling betreft, die niet als in strijd met een hogere regeling kan worden aangemerkt.
Klager zal derhalve in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in onderdeel b) van het beklag.
Voor zover klagers klacht zich richt tegen hem (vermeend) ten onrechte concreet in rekening gebrachte bedragen voor eind 2003 genoten begeleide verloven naar onder meer stageadressen en een resocialisatiewoning kan hij daarin opgrond van het bepaalde in artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt worden ontvangen.
Klager heeft, onder overlegging van stukken, aangevoerd dat die bedragen hem ten onrechte in rekening zijn gebracht, omdat personeelsleden hem hadden gezegd dat hij die bedragen niet hoefde te betalen dan wel omdat hij in 2002eerder verlof met een soortgelijk doel had genoten en daarvoor niet heeft hoeven betalen.
Uit de verklaringen van het hoofd van de inrichting bij brief van 19 oktober 2004 komt naar voren dat klager aan toezeggingen van personeelsleden geen rechten kan ontlenen, nu het klager bekend is dat alleen het hoofdsociotherapeutisch milieu bevoegd is te beslissen op een bezwaar van een patiënt tegen het moeten bijdragen in de kosten van vervoer per auto van de inrichting tijdens verlof.
De beroepscommissie is echter van oordeel dat, waar klager blijkens door hem overgelegde stukken kennelijk meermalen door verscheidene personeelsleden is gezegd dat hij voor bepaalde concrete ritten (facturen d.d. 7 november 2003 en11. december 2003) niet hoefde te betalen, hetgeen niet door het hoofd van de inrichting is weersproken, hij erop heeft mogen vertrouwen dat die ritten niet mede voor zijn rekening kwamen. De omstandigheid dat verscheidenepersoneelsleden daarbij in strijd hebben gehandeld met het kennelijk in de inrichting geldende beleid dat alleen het hoofd sociotherapeutisch milieu terzake beslissingsbevoegd is, dient niet voor rekening van klager, maar voorrekening van het hoofd van de inrichting te komen.
Het is de beroepscommissie voorts niet gebleken dat klager ten onrechte het in de factuur d.d. 12 september 2003 genoemde bedrag heeft betaald, nu die factuur is opgesteld volgens de toen geldende regeling en niet is gesteld ofgebleken dat klager door een personeelslid zou zijn gezegd dat hij die rekening niet zou hoeven voldoen. Dat klager in 2002 eerder een rekening voor een soortgelijk verlof niet heeft hoeven betalen, kan daaraan op zich niet afdoen.
Het beklag zal derhalve in zoverre deels gegrond en deels ongegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen nog teruggedraaid kunnen worden, in die zin dat het hoofd van de inrichting de door klager ten onrechte betaalde bedragen (facturen d.d. 7 november 2003 en 11 december 2003) restitueert, acht de beroepscommissiegeen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart onderdeel b) van het beklag, voor zover gericht tegen de klager bij facturen d.d. 7 november 2003 en 11 december 2003 in rekening gebrachte bedragengegrond en, voor zover gericht tegen het hem bij factuur d.d. 12 september 2003 in rekening gebrachte bedrag ongegrond.
Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
Zij verklaart klager niet-ontvankelijk in de onderdelen a) en b) van het beklag, voor zover deze zijn gericht tegen algemeen in de inrichting geldende regelingen.
Zij verklaart onderdeel a) van het beklag voor het overige ongegrond.
04/1546/TA
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 16 november 2004
secretaris voorzitter
nummer: 04/1546/TA
betreft : [...], verder klager te noemen.
Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 9 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: drs. B. van Dekken en mr. H. Heijs.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.
Gehoord zijn klager en, namens het hoofd van FPI De Rooyse Wissel, de heer [...], juridisch medewerker.
Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager heeft twee klachten bij de beklagcommissie ingediend, één betreffende de verplichte WA-verzekering en één betreffende de verrekening van reiskosten. Klager is echter nooit opgeroepen voor een zitting van de beklagcommissie.Zijn zaak is derhalve niet inhoudelijk behandeld. Klager heeft medeverpleegde [...] verzocht dit de maandcommmissaris door te geven, maar klager heeft er nooit meer iets van gehoord. Op 26 mei 2003 ontving hij een uitnodiging vooreen zitting van de beklagcommissie op 28 mei 2004. Hij heeft dit afgezegd in verband met werkzaamheden buiten de inrichting, maar hij heeft nooit te kennen gegeven dat hij niet gehoord wilde worden.
Klager verzoekt de beroepscommissie derhalve op beide klachten in te gaan.
Ten aanzien van de verplichte WA-verzekering wil klager het volgende naar voren brengen. De beroepscommissie heeft bij uitspraak 03/2233/TA d.d. 24 november 2003 een eerder beroep van klager inzake de verplichte WA-verzekeringongegrond verklaard op grond van de overweging dat klager heeft aangegeven dat zijn beklag enkel de hem opgelegde verplichting betreft om een dergelijke verzekering af te sluiten en door klager niet is gesteld dat hij onvoldoendedraagkracht zou hebben om deze premie te betalen. Het gaat hem echter niet om het moeten afsluiten van een WA-verzekering, maar wel om de vraag wie daarvoor moet betalen. Daarom komt hij weer in beroep. Er wordt niet naar financiëledraagkracht gekeken, want klager had onvoldoende financiële draagkracht. De inrichting betaalt het gehele bedrag aan zak- en kleedgeld uit, maar laat nog steeds na om een beloningssysteem in te voeren. Vanuit het zak- en kleedgeldwordt veel geld voor andere zaken gereserveerd, maar nooit voor een WA-verzekering. Klager vindt dat de inrichting moet betalen, daar klager onvoldoende financiële draagkracht heeft. Hij woont buiten de inrichting in eenresocialisatiewoning te Deurne. Van het zak- en kleedgeld moet hij vele zaken bekostigen, zoals ook de krant en een kabelabonnement. Hij heeft buiten de inrichting wezenlijk minder te besteden dan binnen de inrichting. Anderetbs-klinieken betalen wel de premie voor de WA-verzekering van patiënten. In zijn vorige zaak had hij stukken gevoegd van een patiënt uit Groningen, voor wie de betreffende inrichting een WA-verzekering wilde betalen. Als verpleegdeheb je geen enkele invloed op de plaatsing in een bepaalde tbs-kliniek. Als hij in een andere kliniek was geplaatst, had hij kunnen bijverdienen en zou de premie voor de WA-verzekering voor hem zijn betaald.
Aanvankelijk was sprake van een collectieve verzekering en voldeed de inrichting de premie WA-verzekering voor de verpleegden. Door die premie niet meer te betalen, stopt de inrichting dat geld in eigen zak. De verantwoordelijkheidwaarvoor die verzekering is bedoeld, recidive, is juist uitgesloten van de verzekering. Dit is aan de orde geweest bij het opleggen van de verplichting tot het afsluiten van een WA-verzekering.
Ten aanzien van de in rekening gebrachte reiskosten wil klager het volgende naar voren brengen. De klacht ziet op declaratie van reiskosten van de inrichting eind 2003. Officieel is klager op 1 december 2003 buiten gaan wonen. Op 16november 2003 is hij naar de resocialisatieafdeling in Deurne gegaan. Klager toont facturen betreffende verscheidene verplichte ritten per auto van de kliniek. Een van die reizen betrof een autorit à € 1,30 met zijn stagebegeleidernaar een stageplaats, omdat zijn stagebegeleider niet per fiets maar alleen met de auto wilde reizen. Een andere factuur à € 9,88 betrof een reis in verband met de overdracht woningbouw. Klager beschikt over een document met eenrode krul bij wijze van goedkeuring dat de kosten niet voor zijn rekening zijn. Klager heeft dit met twee sociotherapeuten besproken en deze zijn het met hem eens dat die kosten niet voor zijn rekening zijn.
Deze stukken heeft de beklagcommissie niet gezien, omdat klager niet is gehoord.
Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Spreker heeft geen bezwaar tegen behandeling van beide klachten door de beroepscommissie, maar moet wat betreft de eerste klacht, die hij niet heeft voorbereid, putten uit herinnering. De inrichting had een collectieve verzekeringwaardoor de WA-verzekering werd gedekt, maar die is door de verzekeringsmaatschappij eenzijdig opgezegd. De inrichting heeft alle mogelijke moeite gedaan om een nieuwe collectieve verzekering af te sluiten, ook op Europees niveau,maar dat is helaas niet gelukt. Voorwaarde voor verlof is een WA-verzekering, die nu door elke individuele verpleegde moet worden afgesloten en moet worden betaald uit te reserveren gelden. Voor hen die dit niet konden betalen iseen overgangsregeling getroffen. Het gaat vaak om een verzekering voor een periode van circa drie jaar. Met opzet is voor deze regeling gekozen, opdat verpleegden verantwoordelijkheid nemen voor verlof, verzekering en budgettering.Buiten de inrichting moet de verpleegde keuzes maken met de middelen die hij heeft. Wat betreft het reserveren van geld wordt thans, in tegenstelling tot vroeger, rekening gehouden met de draagkracht van de verpleegde. Er is geenregel voor; individuele gevallen worden individueel bekeken.
Klagers stelling dat de inrichting het premiebedrag, dat vanwege de opzegging van de collectieve overeenkomst niet meer betaald wordt, in eigen zak steekt, is niet juist. In die collectieve verzekering waren de verpleegdenmeeverzekerd met de verzekering van het personeel. De premie van de verzekering van het personeel is gigantisch gestegen, met een hoog eigen risico.
Volgens het beleid in de inrichting heeft een verpleegde de keuze tussen het reizen per openbaar vervoer dan wel met de auto van de kliniek. Kiest hij voor het laatste, dan moet hij een bijdrage leveren in de kosten van de rit,ongeacht het doel van het gebruik van de auto of verlof. De inrichting heeft er niet voor gekozen om de bijdrage van de verpleegde voor het gebruik van de auto van de kliniek te baseren op de prijs die hij voor een reis per treinhad moeten betalen, ook niet als een verpleegde een redelijke grond heeft om niet met de trein te reizen. In de Financiële regelingen patiënten staat dat de bijdrage van de verpleegde wordt berekend op basis van openbaar vervoer 2eklas. Dit houdt niet in dat de prijs van een treinkaartje wordt gehanteerd, maar het absolute aantal kilometers van de auto volgens de routeplanner, vermenigvuldigd met de kosten van de in NS-tabellen gehanteerde retourkilometersper trein, zijnde een bedrag van € 0,13 per kilometer.
Met ingang van 2004 is de ritprijs gebaseerd op tariefeenheden van de NS, waardoor langere ritten goedkoper en kortere ritten duurder zijn.
Spreker kent de door klager getoonde documenten niet.
De voorzitter van de beroepscommissie houdt klager voor dat hem kennelijk bij vergissing een inhoudelijke behandeling van zijn beide klachten bij de beklagcommissie is onthouden, dat klager thans meerdere gegevens toont die deberoepscommissie en de vertegenwoordiger van de inrichting onbekend zijn, dat laatstgenoemde daarop thans niet zal kunnen reageren en dat zij om die reden de zaak mogelijk zou kunnen terugverwijzen naar de beklagcommissie dan welaanhouden waarna zij na verstrekking van de gegevens de zaak schriftelijk dan wel mondeling kan afdoen.
Klager ziet de zaak het liefst terugverwezen naar de beklagcommissie, maar kan zich ook vinden in aanhouding van de zaak door de beroepscommissie. Wel wenst hij een mondelinge behandeling. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn dathij en de inrichting met elkaar in gesprek gaan om tot een oplossing te komen.
De voorzitter van de beroepscommissie geeft aan dat de beroepscommissie de behandeling van het beroep zal aanhouden teneinde klager in de gelegenheid te stellen alles op een rij te zetten betreffende de WA-verzekering, deverscheidene reizen en de reiskosten; zodra klager alle stukken aan de beroepscommissie heeft gezonden, zal zij de inrichting een kopie daarvan toesturen en de inrichting in de gelegenheid stellen daarop schriftelijk te reageren. Naontvangst van die reactie zal de beroepscommissie beslissen of ze voldoende geïnformeerd is om de zaak verder schriftelijk te behandelen of dat een nieuwe behandeling ter zitting plaatsvindt. Ondertussen kunnen klager en deinrichting met elkaar in overleg treden en kan klager, als tot een oplossing naar tevredenheid wordt gekomen, het beroep (eventueel gedeeltelijk) intrekken.
secretaris voorzitter