Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2233/GA, 12 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2233/GA

betreft: [klager] datum: 12 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de beslissing van 13 augustus 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft aan klager een tegemoetkoming van € 15,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het in de periode van 5 februari tot 30 maart 2004 niet kunnen verrichten van arbeid, op degronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat hij de hoogte daarvan een miskenning vindt van het door hem ondervonden ongemak. Nu klager gedurende bijna 2 maanden geen arbeid kon verrichten heefthij gedurende die periode dagelijks 22 tot 23 uren achter de deur moeten verblijven. Een en ander is het gevolg van nonchalance van het afdelingspersoneel, dat geen oog had op klagers belang bij het kunnen verrichten van werk.Klager verzoekt de beroepscommissie om hem een redelijke tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft, hoewel hem daarom is verzocht, zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
De onderhavige uitspraak van de beklagrechter is op 26 augustus 2004 verzonden aan klager en de directeur. Het beroepschrift dateert van 8 september 2004 en is op 10 september 2004 bij de Raad ontvangen. Op grond van het bepaalde inartikel 69, eerste lid, van de Pbw, dient een beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na ontvangst van het afschrift van de uitspraak van de beklagcommissie te worden ingediend.
Nu klager op 26 augustus 2004 in vrijheid is gesteld en de aan hem gerichte post, waaronder de onderhavige uitspraak van de beklagrechter, door de inrichting is moeten worden doorgestuurd naar klagers huisadres, acht deberoepscommissie voldoende aannemelijk dat klager tijdig beroep heeft ingesteld en dat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn beroep.

Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Alsmaatstaf daarvoor kunnen dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Klager heeft gedurende de tijd dat hij beschikbaar was voor arbeid maar geen arbeid heeft kunnen verrichten, het basisuurloon uitgekeerdgekregen. Genoemd ongemak bestond daarom voor klager uit het gedurende de arbeidstijd ingesloten zijn in de eigen verblijfsruimte.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de toegekende tegemoetkoming juist is. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven