Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2452/GA, 12 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2452/GA

betreft: [klager] datum: 12 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 september 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet verstrekken van brood waar klager op grond van zijn religie recht op heeft.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft meerdere bewijzen overgelegd en heeft de imam gesproken. De imam heeft niet met de directie gesproken over debroodmaaltijden. De imam heeft klager gelijk gegeven nadat hij hem de bewijzen heeft laten zien.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in
beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het verweerschrift van 5 augustus 2004 van de directeur voor de beklagrechter blijkt dat volgens de aan de inrichting verbonden imam in de halal-voedingsregels geen beperkingen gelden voor brood. Bij zijn verweerschrift heeft dedirecteur een artikel overgelegd waar dit eveneens uit blijkt. Klagers bewering in beroep dat de betreffende imam hem inmiddels gelijk heeft gegeven, wordt onvoldoende onderbouwd. De beroepscommissie komt tot het oordeel dat debeklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven